letterkundige (Ferwerd 13.10.1893-). Onderwijzer (Drachten, Gaastmeer), sinds 1926 letterkundige te Lwd., redacteur ‘Fr.
Dagbl.’ sedert 1945, opleider Fr. Akte.
Fr.-nationalist uit romantiek, realisme en geloof. Verliet 1919 de Jongfr.
Mienskip, sedert 1924 leider van het Kr. Fr.
Selskip met invloed tot ver daarbuiten; gaf het eenmanstijdschrift ‘Tsjûgenis’ uit (1920-22); was redacteur van ‘Yn ús eigen tael’ (1927-43), ‘De Stim fen Fryslân’ (sedert 1928), ‘DeTsjeme’ (sedert 1949); voorzitter van de ‘Ried fan de Fr. biweging’ (sedert 1947). F. had groot aandeel in de Fr. bijbelvertaling, vertaalde ook o.a. de Heidelbergse Catechismus en een deel van Augustinus’ Confessiones; als literator Frl.s belangrijkste essayist, schreef behalve brochures, rapporten, taalkundige artikelen ook kritieken, essays, epische en romanfragmenten, gedichten, grotendeels in tijdschriften verschenen.Aparte uitgaven: Selsbistjûr for Fryslân (brochure 1930); Toer eu Tsjerke (essays 1934); Swier lok (id. 1939); De Christen Gysbert Japiks (essay 1946); Eachweiding (essays 1950).
Zie: Wumkes, Paden II, 507-511; Kalma, Fr. Skrift. 1, 57-58; II, 178-227, 322; Tsj. (1951), 279-286; Piebenga (1957), 239-243.
