filoloog (Lwd. 5.3.1898—). Promoveerde op Het Stadsfries (1937).
Buitengewoon hoogl. Fr. taal- en letterkunde Vrije Univ.
Amsterdam (1949), bijz. hoogl. te Leiden (1952), Oudfries, Oudengels en Oudsaksisch te Amsterdam (1954). Wrk.: De waardering van het Fr. (1948); De Liwwadder an ’t wood (1948); Beknopte Fr. spraakkunst (1948); Over de groei van het Fr. taalbesef (1949); Uit het spel der klanken (1952); De tweede Emsinger Codex (1953).Zie: Repert., 64.
