De misdadigheid in Frl. is lager dan elders. Van 1954-55 is er procentueel een lichte stijging (5 pct.), maar het relatieve cijfer (165) is het laagste (Limburg met 313 het hoogste) van het land.
Frl. en Zeeland staan onderaan, Limburg en N.-Holland bovenaan, vooral wat betreft weerspannigheid, gekwalificeerde diefstal, verduistering, moord, doodslag en zware mishandeling. Wat betreft valsheid in geschrifte staat Frl. boven het landsgemiddelde, zo ook wat betreft stroperij, oplichting, vernieling.
DeC. is de laatste 30 jaar aanzienlijk gedaald. Mishandeling kwam vroeger veel voor, ook misdrijven tegen de zeden.
De C. was in 1925 in Frl. gelijk aan het landsgemiddelde, vooral de C. tegen leven en persoon is hier steeds laag geweest. Dit wordt een raseigenschap geacht (J. M. van Bemmelen). Opmerkelijk is, dat in de provincies met de hoogste cijfers voor levensdelicten de laagste voor zelfmoorden voorkomen. Frl. staat met N.-Holland wat zelfmoorden betreft bovenaan. Voor belediging en economische delicten heeft Frl. thans een gunstig cijfer. Het ontbreken van grote steden, de homogeniteit der bevolking, de betrekkelijk geringe werkloosheid schijnen in Frl. en Zeeland gunstig gewerkt te hebben.
Zie: Criminele Statistiek over 1955 (uitg. Centr. Bureau van de Statistiek); J. M. van Bemmelen, Criminologie (1952).