(C.m.). Beoordeling der zeden.
Nog steeds wordt in de herv. en geref. kerken, speciaal voor het Heilig Avondmaal, C.m. gehouden.Het gaat meestal om het levensgedrag der lidmaten. ‘Buiten den band te springen toch lust den Fries en krachtens zijn zondige natuur en uit hoofde van zijn ietwat weerspannigen volksaard/ (S. Cuperus.) Vroeger kwamen bij de C.m. verschillende onderwerpen aan de orde: dronkenschap, onzedelijkheid, oneerlijkheid, ook het dragen van lang haar en vreemde kleding, baldadigheden in en buiten de kerk, trage kerkgang. De grietman gaf inlichtingen. Er werd geoordeeld zonder aanzien des persoons. Men strafte met geestelijke middelen (vermaning, schorsing van het Avondmaal, bekendmaking tot afsnijding met bedekte, dan met openlijke naam, afsnijding). Na de 18de eeuw werd de tucht slapper.
De uitwerking van de C.m. was en is niet al te groot, én door de censores én door de gecensureerden. Vroeger was er ook nog het oppertoezicht van de overheid. Voor de kennis van het volksleven is de C.m., waarvan de kerkelijke acta verslagen bevatten, belangrijk. Van de tucht onder rooms-katholieken is minder bekend [zie Jansenisten). De doopsgezinden kenden ban en mijding. Ook hieraan ging C.m. vooraf, zie Volkszonden.
Zie: Cuperus, Kerkelijk leven II, 106-125.