Edel geslacht uit Hitsum (oorspronkelijk: To Birdingaterp), waaruit vele grietmannen, militairen, staatslieden. De naam komt tegen 1500 op.
Verwant zijn de families Schratenbach van B., Eysinga v. B., Botnia v.
B., Martena v. B., Juckema v.
B., Aylva v. B.
Bekende B.’s zijn Gemme, Upco, Carel Georg (ca. 1570-1634), Sjuk (1597-1650), grietman van Wymbritseradeel (1626-47), die bij een oproer zijn aanvallers de keus liet: Fjochtsje of stïpe (vechten of zuipen), Eduard Marius, Barthold Douwe (1695-1766), gezant te Wenen, Epo Sjuck.Zie: Stb. 1, 57; II, 41; N.B.W. vi, 235; VII, 231-252; Jaarb. v. d. Fr. adel II (1884), 81; Vr. F. XXVII (1924), 119; Ned. Adelsboek (1940), 569; Sminia, Naamlijst, passim; Andreae, Nalezing, passim.
—, Eduard Marius van (Engelum 1700-Weidum
1789). Houtvester van Frl. (1717), raad in het Hof (1:737-62). Beoefenaar der Fr. geschiedenis. Auteur van verschillende anoniem verschenen historische werkjes en Latijnse gedichten op Fr. edelen. Trouwde 1726 Fokel Berber van Haersolte (1707-89).
Wrk.: Naamrol der raden ’s Hoffs van Frl. (1742); Analecta (1750); Frisia nobilis (1755); Naamlijst der heeren grietslieden en secretariën in Vriesland (1785).
Zie: N.B.W. VII, 235.
—, Epo Sjuck van, regent (Kornjum 31.10.1698-1.2. 1775). Studeerde rechten te Franeker, ontvangergeneraal, burgemeester van Dokkum (1738-68), lid gedep. staten. Aanhanger van prins Willem iv, evenals zijn vriend W. van Itsma. Deze (en niet B.) schreef de orangistische Schutte- en Jagtpraatjes. Brieven van B. aan de Oranjes zijn bewaard in het Kon. Huisarchief. Kunstlievend, invloedrijk magistraat.
Zie: N.B.W. IV, 362; Repert., 232.
—, Gemme van, edelman (? ca. 1523-Ferwerd 28.11.
1602). Afgevaardigde van Frl. bij de inhuldiging van Filips ii (1555). Hij zou daar geweigerd hebben de eed knielend af te leggen (zie Stanfries). Later lid van het Verbond der Edelen, in 1568 uitgeweken naar Keulen, zie Albada, A.
Zie: N.B.W. VII, 238.
—, Upco van, bijgenaamd it Lytse Geuske (het Kleine Geusje) (?-Stiens 1615). Een der eerste protestanten onder de Fr. adel. Als lid van het Verbond der Edelen door Alva verbannen. Met zijn broer Sybren (t 1601) stond hij tegenover zijn nog overwegend r.k. familie. Gedeputeerde 1601, 1609. Historicus en genealoog. Wrk.: Traotatus de nobilitate (bs. 1597), bewerkt door zijn gelijknamige kleinzoon (1629-73) en Feije van Heemstra (1630-90), bekend als B.-boek.
Zie: N.B.W. VII, 250; Vr. F. XXVII (1924), H9.