hoogleraar Fr. taal- en letterkunde (Den Haag 19.10.1910-). Na studie Germaanse taal- en letterkunde te Groningen, van 1936-56 leraar Duits.
In 1949 gepromoveerd en bijzonder hoogl. Fr. te Utrecht.
In 1956 gewoon hoogl. te Groningen als opvolger van J. H.
Brouwer.Wrk,: Die Brokmer Rechtshandschriften (diss. 1949); Het Godsoordeel in de Oud-Fr. lit. (1949); Geestel. lit. in Oud Frl. (1950); Het tweede Rüstringerhandschrift (1954); Frl.’s Runeninscripties (1957): Ald-fr. houlikstaspraken (1957).