Edel geslacht, dat in de 16de eeuw een belangrijke plaats te Kollum innam. Hieruit Lieuwe Gaitzes B (1549-69).
Tot de laatste leden behoorde Gadje Hessels (1560-1621); deze benoemde zijn neef Jarich van Botnia tot erfgenaam, mits hij de naam B. aannam. Jarichs zoon was Gajus Botnia van B. (1626-78), secretaris van Kollumerland (1656-73).
Deze liet drie kinderen na: Sophia Catharina (1720), huwde Livius van Scheltinga; Gajus (1654-94), ontvanger-generaal van Kollumerland; Jetscke Wisckia (1694), trouwde Martinus van Scheltinga.Zie: Stb. II, 244; A. J. Andreae, Oudheidk. plaatsbeschr. v. Kollumerland (1885) 1,136,170; 11, 116,134; W. Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis van het geslacht Van Scheltinga (1939), 72-75, 77; N.B.W. vin, 223; Sminia, Naamlijst, 90; Andreae, Nalezing, 33.
—, Lieuwe Gaitzes (Kollum 28.7.1549-Amsterdam 24.5.1569). Streed met Lodewijk van Nassau bij Heiligerlee en Jemmingen, werd watergeus, maar
viel in Spaanse handen. Te Amsterdam terechtgesteld.
Zie: N.B.W. VIII, 223.