Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOURICIUS

betekenis & definitie

Juristengeslacht uit Dokkum, afstammend van Hans Pieters Bourix (f 1577), wiens zoon Jacobus de naam, oorspr. een patronymicum, latiniseerde. Bekend is Hector B.

In de 18de eeuw stierf het geslacht uit met Wisckje van B. (1741-93), gehuwd met Martinus van Scheltinga.Zie: Stb. I, 328, 11, 218; v. d. Aa II, 337-338; N.B.W. m, 157-160; Sminia, Naamlijst, 339-340; Leeuw. Cour. (11.11.1950).

—, Hector, jurist (Lwd.? 1593-3.1.1636). Advocaat bij het Hof te Lwd., hoogl. in de rechten te Franeker (1620-24), griffier en raadsheer bij het Hof te Lwd. Vriend van Casaubonus en Const. Huygens.

Zie: Boeles I, 2de dl., 114-116.

—, Jacobus (van), jurist (Dokkum 1544-Lwd. 3.12, 1622). Studeerde te Leuven en Bologna. Advocaat bij het Hof van Frl. 1572. Later syndicus van Lwd. Werkte mee aan de Statuten van Frl. van 1602. Trouwde Jetske Gysberti, later Baukje Buygers. Zijn kinderen zijn uit het eerste huwelijk.

Wrk.: Advocatus (1606) en Captivus (1610), over civiele, resp. strafpraktijk, beide meermalen herdrukt; Liber singularis... ad Pandectas (1613). Zie: N.B.W. III, 159.

< >