(Fr.: beanhearre). Droge O.- of N.-wind in het najaar, die de bomen op het veld zou doen rijpen en de vereiste hardheid geven.
De naam is een personificatie; men mag niet, zoals Schrijnen en Grolman doen, de stroman, die voorheen op de laatstewagen met boonschoven op Het Bildt werd meegevoerd, B. noemen. Waling Dijkstra, naar wie verwezen wordt, zegt dit ook niet.