Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BLOEMISTERIJ

betekenis & definitie

De opp. B.-gewassen in Frl. omvat ca. 11 ha, (8 ha bloemkwekerij in de volle grond en 3 ha onder glas).

Deze opp. is ca. 1 pct. van de opp. bloemkwekerij in Nederland (Centraal Bureau Statistiek landbouwtelling 1955). De teelt is gericht op plaatselijk gebruik.

De B.-bedrijven zijn niet gespecialiseerd op de teelt van enkele gewassen, zoals de teeltcentra. Er is een grote verscheidenheid.

De belangrijkste gewassen van de volle grond zijn: chrysanten, dahlia’s, gladiolen en tulpen; van de potplanten: cyclamen (ruim 20 pct. van de totale veilingomzet), begonia, primula, pelargonium en azalea. De meeste bedrijven te Lwd.

Ook te Drachten, Heerenveen, Sneek, Franeker, Harlingen, Buitenpost, Wolvega, Heeg en Balk.De verkoop vindt op drieërlei manier plaats:

a. rechtstreeks van het bedrijf aan de verbruikers;
b. van het bedrijf rechtstreeks aan de kleinhandel (winkeliers en straathandel);
c. via de veilingen aan de handel. De grotere bedrijven verkopen vooral op de veiling, niet alleen op de groente-, fruit- en bloemenveiling te Lwd., maar ook op de bloemenveiling te Groningen. De omzet aan bloemen op de veiling te Lwd. bedroeg in 1955 ruim f 316000, in 1956 ruim f 386000. De bloementelers zijn georganiseerd in de Bloemistenhandelsvereniging, met twee groepen (bloemisten-winkeliers en bloemisten-hoveniers). De laatste groep omvat de telers. Een studiegroep uit de telers bemoeit zich met verbetering van de cyclamenteelt, o.a. door een jaarlijkse keuring. De meeste bloementelers staan ook met het proefstation voor de bloementeelt te Aalsmeer in contact.

< >