Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BINCKES (Benckes)

betekenis & definitie

Regeringsgeslacht te Staveren, afkomstig uit Koudum, sinds 100 jaar uit Frl., thans wrsch. uitgestorven. De naam is een patronymicum.

Binke (f 1650) had o.a. twee zoons: Binke (♱ na 1700), burgemeester van Staveren, en Jacob (gesneuveld Tobago 12.12.1677), kapitein-ter-zee 1666, maakte de tocht naar Chatham mee en veroverde met Corn. Evertsen de Jonge Sint-Eustatius en New York 1673.

Zoon van eerstgenoemde: Simon (1673-1718), kapitein-ter-zee. Zoons hiervan o.a. 1.

Bincke (1702-?), secretaris van Staveren; 2. Jan (1712-87), schout-bijnacht.

Een kleinzoon Christoflel (1791-1868), secretaris, later grietman van Wonseradeel 1836-49, lid Tweede Kamer, zie Binkes.Zie: Vorsterman van Oyen, Stam- en Wapenboek I, 55; Ned. Patr. III (1912), 26; v. d. Aa n, 171-172; N.B.W. II, 166; v, 37; x, 66; Sminia, Naamlijst 1816-51, 28; Repert., 228.

—, Simon, jurist (Staveren 1731-26.9.1786). Secretaris en lid vroedschap Staveren; 1711 raadsheer, 1783 secretaris rekenkamer. Schreef commentaren over recht 1774/75, 1785/86, resp. naar U. Huber en op 's Lands Ordonnantie.

Zie: N.B.W. x, 67.

< >