of mederechter, oudtijds ehera of meiriochter. Lid van het grietenij gerecht, dat o.l.v. de grietman bestuur en rechtspraak over de grietenij uitoefende.
Van ca. 1500-1795 benoemd door de grietman uit de verstandigsten der grietenij, meest ten getale van vier. In de in 1816 herstelde grietenijen had het bestuur geen rechtspraak meer.
Het bestond uit grietman en twee of drie assessoren, de laatsten benoemd door Gedeputeerde Staten, sinds 1825 door de gouverneur. Bij de gemeentewet van 1851 werden zij vervangen doorjwethouders, uit en door de raad gekozen.Zie: Vr. F. XVII (1890), 351, 409; J. S. Theissen, Centraal gezag en'Fr. vrijheid (1907), 64,186,191; J. C.
Ramaer, in: Geschiedk. Atlas van Nederland xiv (1931), 116, 213; C. J. Guibal, Democratie en Oligarchie in Frl. (Assen 1934), 39 en 42; M. P. van Buijtenen, De grietenij Idaarderadeel (r947), 23, 68.