zijn er in Frl. sinds het ontstaan der akkerbouwgebieden twee: de akkerbouw en de veeteelt. Maar gewoonlijk komt men (ook vanouds) tot wat meer differentiatie:
a. de veeteelt (met x. melkwinning voor de zuivelbereiding en 2. fokkerij voor de handel), die met diverse variaties door boeren en koemelkers wordt bedreven in de Greidhoek; b. de akkerbouw op de klei, die (behalve bij de gardeniers) een gemengde bedrijfsvorm is, eigen aan de Bouwboek en naar methoden en produkten verschillend van: c. de akkerbouw in de Wouden, ook een gemengd bedrijf, nu grotendeels tot veeteelt geworden; d. het gemengd bedrijf op de eilanden, dat qua methode en produkten vanouds afwijkt van de B. onder b en c. genoemd.
Deze B. zijn doorkruist door diverse agrarische specialismen: bijv. vroeger cichoreiteelt, varkensteelt, kaasmakerij, paardenfokkerij e.d. en later toegespitste rundveefokkerij, poterteelt, tuinbouw, kruidenteelt e.d. Wijzigingen in de B. zijn veroorzaakt o.a. door grondverbetering, overgang naar fabrieksmatige zuivelbereiding, inschakeling in de wereldmarkt (dit riep ook vooral de specialismen op) en de toepassing van terpaarde en kunstmest. Zo is er in de oudste bouwstreek van Frl. in de Wouden nauwelijks meer sprake van een gemengd bedrijf. Zie: Spahr van der Hoek, Fr. Landbouw, dl. I en II.