Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

ARBEIDSMARKT

betekenis & definitie

De A. in Frl. wijkt op vele punten af van de Nederlandse. Dit komt door het overwegend agrarisch karakter van Frl.

De landbouw brengt seizoenwerkloosheid mee, en bovendien neemt het aantal daar benodigde krachten af: 1947 ca48500, 1955 ca 41 600 personen, d.i. 35 pct. der mannelijke beroepsbevolking, in agrarische beroepen; het agrarisch welvaartsplan rekent voor 1952-67 op een verdere daling met 25 pct. Verder kan men rekenen dat alleen al de mannelijke beroepsbevolking met 1500 à 2000 per jaar toeneemt.

Daardoor zal de bevolkingsaanwas, evenals het overtollig wordend deel der agrarische arbeidskracht buiten de landbouw werk moeten vinden.Weliswaar is na W.0.II de industrie behoorlijk uitgebreid, maar niet voldoende om het arbeidsoverschot op te nemen. Afvloeiing naar andere provincies of naar het buitenland is het alternatief. Of dit lukt hangt af van conjunctuur en migratieneiging (bij de hele groep en bij de enkeling), scholing en leeftijd der betrokkenen. Op de klei zijn klaarblijkelijk migratieneiging en scholing gunstiger dan op het zand. Daardoor ontstond in de jaren 20 in O. Frl. een nog niet geheel overwonnen structurele werkloosheid.

Winter 1955-56 had Frl. nog 1450 structuurwerklozen, waarvan 60 pet boven 40 jaar. Frl. heeft ook te maken met grote verschillen van werk zomer 1956 waren er 266 werklozen in de landbouw en 13 in de metaalnijverheid tegen 27 aanvragen in de landbouw en 645 in de metaalindustrie - en van streek: terwijl op het platteland in de Z.W. hoek geen werkloosheid is, kan op het N.zand een aanbod van honderden werkkrachten zijn.

In een gunstig jaar (4956) had Frl. door dit alles een arbeidsreserve van mannen van 3,6 pet tegen Nederland r,2 pct. Hierdoor hebben de aanvullende werken in Frl. een relatief groter omvang. In 1956 had Frl. daarin een gemiddelde bezetting van 2088 personen tegen Nederland 10 067.

< >