(A.a.). Ambten, die voor korte tijd werden waargenomen (als Staat-Generaal, Ged.
Staat e.a.), ten tijde der Republiek bij toerbeurt vergeven. Daarnaast bestonden perpetuele ambten.
Oorspronkelijk werden zij ten Landsdage vergeven, maar dan kwartiersgewijze; later in iedere kamer onder de grietenijen. Volgens oud gebruik droeg het kwartier der steden de begeving van de hem toevallende A.a. op aan de stadhouder, die ze meestal weer toekende aan de volmachten van de steden.
De begeving dezer A.a. werd oorzaak van kuiperij die men trachtte te reguleren door almanakken. zie Oligarchie, Rechtsomgang.Zie: C. J. Guibal, Democratie en oligarchie (Assen 1934), 91 e. v.