Vereniging van molenliefhebbers, die zich ten doel stelt molens en met molens samenhangende attributen te bewaren en zo mogelijk aan het publiek ten toon te stellen, dan wel voor het publiek toegankelijk te maken. De Zaansche Molen behoort tot de grotere verenigingen in de streek (2750 leden) en is eigenaar van het →Molenmuseum en elf windmolens.
Aanleiding tot de oprichting van de vereniging was de zware beschadiging van oliemolen De Zoeker te Zaandijk door een windhoos op 26 februari 1925. Frans →Mars schreef hierop een ingezonden brief in De Zaanlander, waarin hij opriep tot het oprichten van een vereniging die zich voor de resterende Zaanse molens moest inzetten. Naar aanleiding van deze oproep werd op 17 maart daaropvolgend tijdens een vergadering in De Waakzaamheid te Koog de vereniging opgericht. Initiatiefnemer Frans →Mars werd voorzitter, Pieter →Boorsma secretaris, Even Smit sr. penningmeester en Ph. Beernink en M. Stad bestuursleden. Beernink nam nog in 1925 de voorzittershamer van Mars over.Als eerste richtte de vereniging zich op het inrichten van een expositie in de openbare lagere school te Koog (december 1925). Deze werd een enorm succes: 5681 personen bezochten de tentoonstelling. Het eerste verenigingsjaar werd afgesloten met bijna 300 leden. Het succes van de tentoonstelling was een belangrijke aanzet tot het inrichten van het in mei 1928 door Prins Hendrik geopende →Molenmuseum, zie aldaar.
Dit museum betekende echter een aanslag op de kas van de vereniging. Middelen om bedreigde molens aan te kopen of op te knappen ontbraken vooralsnog. Desondanks zag men wel kans molenaars nu en dan kleine bedragen toe te stoppen, bedoeld voor onderhoud en reparaties. Inzamelacties via De Zaanlander (en later ook De Typhoon) hadden geregeld succes, maar tijdens de crisisjaren liep het ledental van de vereniging terug. Eind 1938 kreeg de vereniging de vraag voorgelegd of men over voldoende middelen beschikte om de verloederende oliemolen Het Pink te Koog te restaureren. De leden besloten dat dit mogelijk was en de vereniging kreeg de molen in bezit.
De restauratie verliep vlot, maar de bedoelde heropening op 10 mei 1940 kon door de Duitse inval geen doorgang vinden. In de noorderschuur van Het Pink schilderde Frans Mars zijn molendiorama en de oosterschuur werd tot vergaderruimte/tentoonstellingszaal ingericht. Tijdens de oorlog lagen de verenigingactiviteiten nagenoeg stil, maar na de bevrijding brak een periode van grote activiteit aan. De Zaansche Molen werd eigenaar van de in deplorabele staat verkerende meelmolen De →Koker te Wormer; op oliemolen De Strijd te Zaandam werd een optie genomen. Het verbranden van deze laatstgenoemde molen aan ’t Kalf (februari 1949) betekende een gevoelige klap voor de molenvrienden. Daarna verwierf De Zaansche Molen zich echter snel nieuwe molens die nadien met succes gerestaureerd werden: De Bleeke →Dood (1953), De →Ooievaar (1955), De →Duinjager (thans: De →Kat, 1960), Het →Prinsenhof (1961), De Gekroonde →Poelenburg (’61), De →Huisman (1964), De →Zoeker (1968), De Bonte →Hen (1973) en De Schoolmeester (1976). De Huisman, De Poelenburg, De Kat en De Zoeker werden met succes verplaatst naar de Kalverringdijk bij de Zaanse Schans, waar ook de Bonte Hen staat.
De interesse voor het werk van de vereniging nam vooral in de jaren '70 sterk toe. Had de vereniging bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog 210 leden, in de periode daarna (tot circa 1965) stabiliseerde het ledental zich op circa 800. In 1975 waren inmiddels 2288 personen lid, in 1990 waren dat er circa 2750. Voor de leden geeft de vereniging het orgaan De →Windbrief uit.