Denksport, in de Zaanstreek vóór 1924 niet in verenigingsverband gespeeld. Schaken doet men op een bord met 64 vakjes (velden), waarop twee spelers met elk 16 stukken van uiteenlopende waarde tegenover elkaar staan.
Het spel is ontstaan in Azië. In de 5e eeuw werden varianten van het huidige spel in Indië, China en Perzië gespeeld. Na tal van veranderingen kreeg het spel pas in de 16e eeuw de huidige vorm. In Nederland werd in 1873 de Nederlandse Schaakbond opgericht. Het is niet bekend wanneer het spel voor het eerst in de Zaanstreek werd beoefend.De ‘Zaandamsche Schaakclub’ (ZSC), opgericht in september 1924, was tot 1932 de enige schaakvereniging in de Zaanstreek die aangesloten was bij de Nederlandse Schaakbond. Aanvankelijk was ZSC een echte ‘herenclub’ , opgericht door enige notabelen, waarvan het kader uit artsen, advocaten en fabrikanten bestond. Deze speelden aan aparte tafels, met het beste materiaal, waar andere leden vanaf dienden te blijven. Een strenge ballotagecommissie hield toezicht.
In het begin van de jaren ’30, tijdens de crisisperiode, werden er werklozenverenigingen opgericht. Hier konden binnenhuissporten, waaronder schaken beoefend worden. Mede hierdoor verloor de sport haar elitaire karakter. Na het behalen van de wereldtitel door Max Euwe in 1935 na zijn overwinning op Aljechin werd het schaken in Nederland populair. Ook in de Zaanstreek ontstonden vele schaakclubs. Bestaande verenigingen zoals ‘Het Witte Paard’, ‘De Pion’ en ‘SV.
Krommenie’ (voorheen Zaanstreek-Noord) vonden in die periode hun oorsprong. Het waren veelal kleine verenigingen met zo’n 10 à 15 leden. Veel verenigingen zoals het in 1936 opgerichte ‘Denk en Zet’, zochten fusiepartners. Nadat op 12 december 1938 een aantal christelijke jongeren ‘De Pion' oprichtte, vond er in 1941 een grote Wormerveerse fusie plaats. W.S.C. De Pion had ongeveer 40 leden en bleef tot aan de hongerwinter van 1944/’45 functioneren. Na de bevrijding liep het ledental snel op.
Evenals ‘De Pion' werd ook ‘Het Witte Paard’ aan het eind van de jaren '30 opgericht. Op 15 oktober 1939 besloten de heren N. Schoolmeester, D. Duis en H. Schipper tot de oprichting van een schaakclub in Koog-Zaandijk. Men startte met zo’n 7 man en schaakte , net als de ter ziele gegane ‘SC Koog-Zaandijk’, in de Waakzaamheid. Men speelde 14 jaar lang met geleend materiaal en het ledental bleef tot 1952, toen met een jeugdafdeling werd gestart, onder de 20.
De meeste Zaanse schaakclubs wisten na de oorlog ledenwinst te boeken en voor ZSC was 1946 zelfs een topjaar. Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan (door de oorlog twee jaar te laat gevierd) werd er in 1946 een groots opgezet internationaal toernooi georganiseerd. Dit toernooi (met onder meer Max Euwe) leidde tot een grote aanwas van nieuwe leden, hetgeen de club tot een van de grootste van het land maakte. In totaal namen 181 schakers aan de jubileumwedstrijd deel.
In de meestergroep ontstond een geweldige strijd tussen de Zweden Stolz en Ekström, de Hongaar Zsabo en Euwe. De score van de winnende Euwe (9,5 punt uit 11 partijen) was indrukwekkend en behoorde tot de beste resultaten uit zijn imponerende schaakcarriëre. De eerste prijs bedroeg ƒ 750.
Het prestigieuze ‘ZSC verloor in de loop der jaren veel van haar roem. Het ledental zakte gestaag, waardoor het spelen op twee verschillende dagen (woensdagavond en zaterdagmiddag) niet langer verantwoord was. De club kreeg een structureel kastekort.
Dit tekort werd jaren achtereen door penningmeester C.J. de Vries uit eigen middelen aangevuld. Tijdens de jaarvergadering van 1964 ontstond een meningsverschil tussen voorzitter en erelid M. Plooyer en een aantal leden van het eerste team. Dit leidde tot het vertrek van de verenigingstop. ZSC zou als afgezakte en later leeggelopen vereniging nog tot 1971 blijven bestaan alvorens met ‘Saende’ te fuseren (zie hieronder).
De vertrekkende leden, waaronder H. Siebeling (voorzitter van ZSC van 1948 tot 1961) stapten over naar 'Het Witte Paard’ te Koog, een vereniging die tot dat moment in sportief opzicht een vrij naamloos bestaan leidde. Dit laatste gold eveneens voor ‘SC Assendelft' dat, opgericht in 1954 door B. Jongejans, J. van Ham en P. van ’t Veer, altijd een dorpsvereniging is gebleven. Ofschoon veel leden werkzaam waren in het agrarisch bedrijf, konden clubavonden van deze vereniging tot laat in de avond voortduren.
De komst van verschillende sterke schakers van ‘ZSC’ naar ‘Het Witte Paard’, in combinatie met de ontwikkeling van talentrijke jeugdspelers als Henk de Wilde en Kees Dekker luidde voor deze vereniging een glorierijke periode in. Zij nam daardoor de rol van ‘ZSC’ als toonaangevende schaakclub in de Zaanstreek over. In 1964 werd, toen nog verrassend, in de bekercompetitie van de Noord Hollandse Schaak Bond (NHSB) de NHSB-leeuw gewonnen. Vanuit de tweede klasse van deze onderbond stootte ‘Het Witte Paard’ via vier promoties in vijf jaar tijd door naar de 1e klasse van de Koninklijke Nederlandse Schaak Bond (KNSB). In totaal werd de NHSB-leeuw nog viermaal gewonnen. Om het 25-jarig bestaan luister bij te zetten werd in 1964 gestart met een weekendtoernooi.
Dit zou jaarlijks gaan terugkeren en werd bij gelegenheid met iets extra’s opgefleurd. In 1972, het jaar waarin Bobby Fischer wereldkampioen werd en schaken volop in de publiciteit stond, organiseerde ‘Het Witte Paard’ een geslaagde aanval op het wereldrecord snelschaken. In 24 uur speelden de leden Erik Luder, Jan Rot, Arno Sprinkhuizen en Fred van Draanen ieder 72 snelschaakpartijen met tien minuten bedenktijd.
Een ander jaarlijks terugkerend schaaktoernooi is het door ‘De Pion’ georganiseerde snelschaakkampioenschap van de Zaanstreek. Tijdens het 25-jarig bestaan van de club in 1964 vond dit toernooi voor de eerste keer plaats. Inmiddels is deze eendagswedstrijd uitgegroeid tot een toernooi van naam en een rijke traditie. In de loop der tijd heeft ‘De Pion’ vele topschakers naar Wormerveer weten te krijgen. Tot de deelnemers behoorde onder anderen de in 1973 volstrekt onbekende Genna Sesonko, die door zijn toernooioverwinning in één klap in schakend Nederland beroemd werd.
In Zaandam bestond naast ‘ZSC’ een tweede schaakclub, ‘Saende’. Deze in 1940 opgerichte vereniging was de tegenhanger van ZSC. Saende was een arbeidersclub die met zelfgemaakte borden en stukken de oorlog doorkwam. Het was een kleine vereniging zonder veel ambitie. Langzaam liep het ledental terug en werd er naar samenwerkingsmogelijkheden met ‘ZSC’ gezocht. Halverwege de jaren ’60 beleefde ‘ZSC’ moeilijke tijden (zie hiervoor).
Het ledental schommelde rond de 30 senioren en jeugleden ontbraken vrijwel. De fusie kwam voor ‘ZSC’ dan ook als geroepen en op 12 oktober 1971 was de naamsverandering in ‘ZSC Saende’ een feit. De twee clubavonden, ‘Saende’ op maandag en ‘ZSC’ op vrijdag bleven gehandhaafd. Tot op heden speelt de fusieclub op deze twee avonden.
‘ZSC’ en later ‘ZSC Saende’ speelde jarenlang overgangsklasse. In 1973 wist het eerste tiental de KNSB te bereiken. Niet voor lang echter, want promotie en degradatie wisselden elkaar tot 1983 af. Vanaf dat jaar speelt ‘ZSC Saende’ onafgebroken KNSB. Versterkingen vanuit de bloeiende jeugdafdeling zorgden voor dit evenwicht. Het organiseren van een jaarlijks schoolschaaktoemooi leverde vele nieuwe jeugdleden op.
Talenten als Frank Tijdeman, Eric Bark en Dennis Rosegg ontwikkelden zich tot sterke clubspelers, die al op zeer jeugdige leeftijd in het eerste team debuteerden. Vaste kracht van het eerste team en één van de initiatiefnemers tot de fusie is Peter Roggeveen. Sinds het ontstaan in 1971 heeft Roggeveen geen wedstrijd van het eerste tiental gemist. Een uniek record, vooral ook omdat slechts weinig schakers clubgebonden zijn. Voor ‘De Pion’ uit Wormerveer was het behouden van de sterkere schakers een te grote opgave. De vereniging liep leeg en het naburige ’Zaanstreek-Noord’ (Krommenie) en ’Het Witte Paard’ profiteerden hiervan.
Vooral het aan de weg timmerende ‘Het Witte Paard’ had grote aantrekkingskracht op de vele talentvolle jongeren. Het maakte van ‘De Pion’ noodgedwongen een recreatieclub. Een moeilijke periode voor deze vereniging volgde, met degradatie naar de derde klasse onderbond in 1983 als dieptepunt. De ommekeer kwam na een samengaan met de jeugdschaakclub ‘S.C. Westeinde’ uit Wormer. Onder leiding van onderwijzer Jaap de Vries groeide dit schoolschaakclubje uit tot een rijke voedingsbodem voor ‘De Pion’. De toestroom van kinderen naar de jeugdafdeling maakte deze afdeling in grootte tot de tweede van Nederland.
Het meest succesvolle Pion-jeugdlid tot nu (1990) is zonder twijfel Sylvia de Vries. Zij veroverde tien maal de titel van meisjes- en dameskampioene van Noord-Holland. Landelijk onderscheidde zij zich door in 1987 Nederlands meisjeskampioene te worden. In datzelfde jaar werd zij algemeen clubkampioen bij ‘De Pion’. In de zomer van 1990 eindigde zij bij het Nederlands dameskampioenschap in Dieren op een verdienstelijke derde plaats. Hierdoor plaatste zij zich voor het Nederlands damesteam dat in december 1990 de Schaakolympiade in Novib (Joegoslavië) speelde. De Vries speelt bondscompetitie voor Amstelveen.
Terwijl de meeste Zaanse schaakclubs moeite hadden (en hebben) hun sterkste spelers te behouden, zijn er bij ‘Het Witte Paard' slechts weinig schakers die de ontwikkeling tot topclub hebben kunnen bijbenen. Alleen Kees Dekker heeft zich tussen de vele nieuwelingen binnen de hoogste regionen weten te handhaven. De uitstraling van ‘Het Witte Paard’, de sterkste vereniging van boven het IJ, trok sterke schakers uit heel Noord-Holland aan. Succes kon niet uitblijven; in het seizoen 1980-’81 werd promotie naar de hoofdklasse afgedwongen. In het kampioensteam speelden maar liefst zes spelers van buiten de Zaanstreek, waarvan vijf uit Amsterdam. Het hoofdklasseschap duurde slechts één jaar en een kleine inzinking volgde.
De meest ambitieuze schakers verlieten de vereniging om elders hoofdklasse te kunnen blijven spelen. Nieuwe talenten meldden zich aan. De onverminderde aantrekkingskracht van de vereniging, met twee teams spelend in de eerste klasse KNSB, zorgde voor de komst van vele talentvolle jeugdspelers. Dit ging ten koste van met name de kleinere verenigingen in de Zaanstreek. Van ‘De Pion’ kwamen meerdere sterke schakers en ook Oostzaan moest met het vertrek van de gebroeders Roebers en Klarenbeek een flinke veer laten. Met name de tweelingbroers Hans en Mark Klarenbeek hebben zich tot zeer sterke schakers ontwikkeld.
Beide spelers haalden een eerste meesterresultaat, terwijl ze het spel nog geen tien jaar spelen; Hans tijdens het Hoogoventoernooi op 14 januari 1990 en Mark in de zomer van 1990 in Italië. Het eerste team van ‘Het Witte Paard’ bestaat voornamelijk uit spelers die hun jeugdopleiding elders hebben gekregen. Toch kon de vereniging haar grootste talent niet behouden. Manuel Bosboom, op 7-jarige leeftijd in 1970 lid geworden, verliet in 1982, na de degradatie uit de hoofdklasse, de vereniging om bij Amstelveen hoofdklasse te kunnen blijven spelen. Hij legde zich helemaal en met succes op het schaken toe en bereikte een internationaal meesterresultaat tijdens het Hoogovenschaaktoemooi in 1988. Per 1 juli 1990 verkreeg hij de officiële titel van Internationaal Meester. Met zijn ‘rating’ van 2465 behoort hij thans tot de tien sterkste schakers van Nederland.
René Hennipman.
Schans Open of gesloten verdedigingswerk in het veld. Schansen kwamen in heel Europa voor. Bij oorlogsvoering in vooral dunbevolkte gebieden konden zij van groot strategisch belang zijn. In de Zaanstreek (het drassige Zaanse polderland leende zich uitstekend voor verdediging met schansen) waren schansen vooral van belang in de →Spaanse tijd. Later, bijvoorbeeld in de →Franse Tijd, hadden zij meer een wachtpost-functie. Niet alleen de naam de →Zaanse Schans herinnert aan de aanwezigheid van schansen in de Zaanstreek, maar ook andere land-, pad- en slootnamen: Schanssloot (Wormer), Schans (pad Zaandijk), Schans (buitendijks land, Zaandam), ’t Schanslandt, (ook wel Schanskamp, ter hoogte van de voormalige Kalverschans, Zaandam), Schans (land te Oostzaan, ook wel Schansven).
Schansen waren zowel uitkijkposten en verdedigingswerken, als uitvalsbases voor aanvallen. Zij werden zowel door troepen in Spaanse dienst, als door de Staatse troepen en →vrijbuiters gebruikt. Schansen konden verschillen in kwaliteit en in omvang. De meeste Staatse schansen werden in eerste instantie verdedigd door mensen die er vlak bij woonden. Als zij hun stelling bij een aanval lang genoeg behielden, dan kregen zij veelal versterking uit het achterland (van dorpsgenoten, vrijbuiters en/of geregelde troepen). Spaanse schansen werden vanzelfsprekend niet door omwonenden verdedigd, maar er waren wel Hollanders bij betrokken. De schansen werden onder dwang door bewoners opgeworpen en de Spanjaarden maakten gebruik van zogenoemde ‘hoertroepen’, waar ook Hollanders in zaten.
Het is niet bekend hoeveel schansen er in de Zaanstreek geweest zijn. Ze konden namelijk binnen enkele uren gemaakt worden. Het bouwen van een goede schans kostte echter aanmerkelijk meer tijd. De grootste Staatse schans, de Kalverschans, werd in zes weken tijd opgeworpen.
De belangrijkste Spaanse schansen waren (mogelijk is dit een complete opsomming):
-de Zaandamschans. Onder dwang door omwonenden op de Dam aangelegd begin juli 1572. Deze schans is ook door de Staatsen gebruikt, na de verovering op 14 oktober 1572.
-de Braakschans. Op de Zuiddijk aangelegd, waar tegenover:
-de Homschans, op de Hogendijk. Deze twee schansjes waren onderling door bomen met elkaar verbonden, waardoor de Voorzaan afgesloten kon worden.
-de Westzijderschans (op de plaats van de later gebouwde Westzijder- of Bullekerk). Aangelegd begin juli 1572, waartegenover:
-de Schinkeldijkschans (Oostzijde).
-de Assendelverschans. Tegenover Krommenie, eind 1573 aangelegd.
De belangrijkste (mogelijk alle) Staatse schansen waren:
-de Kalverschans, de grootste van alle Staatse schansen. Deze lag tegenover Koog, ten westen van ’t Kalf op de noordelijke hoek van de Poel en de Zaan, waardoor een groot gebied bestreken werd. Dit verdedigingswerk werd dus rond augustus 1573 in zes weken aangelegd Het was een zeshoek, inclusief een haventje, een gracht aan de landzijde en een uitkijktorentje. De Kalverschans is de enige plek in de Zaanstreek die nooit in Spaanse handen is geweest. De →Zaanse Schans werd er later naar vernoemd.
-De Wormerveerschans. De ligging van deze schans is onzeker. De meest waarschijnlijke plaats is aan de oostkant van het Twiske (de latere Nauernase Vaart) op de Krommenieërweg. Als andere mogelijkheid wordt aangegeven een iets noordelijker plaats, in het verlengde van de Haansloot. Deze schans werd in 1574, wellicht door verraad, onder de voet gelopen, waarna Wormerveer, Wormer en Jisp geplunderd werden.
-De Noordervaldeurschans. In de Schinkeldijk (Oostzijde). Deze werd als een soort voorpost van de Kalverschans gebruikt, maar was al eerder opgeworpen.
-De Krommenieërschans. Sinds eind 1573 tegenover de Assendelver-schans.
-De Krommeniedijkerschansjes. Sinds eind 1573.
-De Barndegatterschans. Deze schans is slechts 17 dagen door de Staatse troepen in gebruik geweest. De inderhaast op 7 april 1575 opgeworpen stelling moest wegens tekort steun weer opgegeven worden, waarna het een uitvalsbasis voor Spaanse vrijbuiters werd.
-Wellicht de Wormerschans. Er is een mogelijkheid dat ook te Wormer, aan het begin van de Zandweg een kleine schans is geweest.