Door de eeuwen heen hebben de verschillende geloofsgemeenschappen kerken in de Zaanstreek gebouwd. Soms ging het daarbij om tamelijk grote gebouwen, vaker om meer bescheiden ruimten.
Veel van deze kerkgebouwen zijn allang weer verdwenen, andere bleven bestaan. Aangenomen mag worden dat er meer dan honderd ooit gebruikte kerkgebouwen te noemen zouden zijn. In meer dan zestig ervan worden thans nog regelmatig diensten gehouden. In het hierna volgende overzicht wordt de Zaanse kerkbouw in de loop der eeuwen kort aangeduid. Daarbij ligt het accent op de nog bestaande kerken uit vroeger eeuwen. De 19e en 20e eeuw (vooral in de periode van 1800 tot omstreeks 1970 zijn veel kerken gebouwd) komen beknopter aan de orde.
Voor deze opzet is gekozen, omdat de kerkbouw in de Zaanstreek na 1800 minder eigen karakteristieken had dan daarvóór. Dat wil zeggen dat sinds de 19e eeuw meer de algemene hoofdlijnen zijn gevolgd die ook elders in het land zijn aan te wijzen. Uit praktische overwegingen is in het chronologische overzicht een onderverdeling gemaakt naar de verschillende kerkgenootschappen en vervolgens naar de verschillende Zaanse gemeenten. Een aantal gebouwen werd om uiteenlopende redenen te weinig relevant geacht om te vermelden. Voor het opzoeken kan gebruik worden gemaakt van de op deze bladzijde opgenomen inhoudsopgave.KERKGEBOUWEN IN DE ZAANSTREEK
1. De Middeleeuwen
2. Vanaf de hervorming tot 1795
2.1. Bestaande kerkgebouwen
2.2. Nieuwe kerken voor de hervormden (1600-1795)
2,3. De Lutherse kerk
2.4. Vermaningen der doopsgezinden
2.5. De kerken van de katholieken
3. De situatie van de kerkgebouwen in het algemeen sinds 1795
3.1 De kerken der hervormden na 1795
3.2. De vermaningen der doopsgezinden na 1795
3.3. De kerkgebouwen der katholieken na 1795
3.4. De kerken der gereformeerden
3.5 Gebouwen van hiervoor met genoemde (kerkgenootschappen
1. De Middeleeuwen.
Hoewel het Christendom al sinds de 7e eeuw in ons land is gepreekt (in het zuiden wat eerder dan in het noorden), zijn er uit de periode van vóór het jaar 1000 nauwelijks of geen kerkgebouwen of aanzienlijke resten daarvan bewaard gebleven. Alleen funderingsresten en vermeldingen in oude geschriften geven enig inzicht in de kerkbouw in die tijd.
Zo heeft er in Assendelft een kerkje gestaan dat al wordt vermeld in een oorkonde van 1063 en mogelijk dus van oudere datum was. De fundering van dit houten kerkje (ongeveer 6 bij 12 meter) is in 1983 teruggevonden bij opgravingen in de Assendelver Polder.
De kerk van het in 1155 door Drechter Friezen (Westfriezen) verwoeste dorp Oud ➝ Zaanden moet in dit verband ook worden genoemd. Uit de mededelingen van ➝ Soeteboom valt af te leiden dat deze welvarende nederzetting, die aan de westkant van de Voorzaan moet hebben gelegen, rond 1150 een stenen kerk bezat. De naam Kerkerak voor een deel van de Voorzaan zou hier nog lang aan herinneren.
Ook uit de daarop volgende eeuwen zijn overblijfselen van kerken schaars. Complete kerken in romaanse bouwstijl, met massief aandoende muren, zijn er in Noord-Holland niet. Wél zijn er betrekkelijk aanzienlijke bouwresten in Velsen, Heiloo en Limmen. Deze plaatsen lagen op de zogenaamde strandwallen, waar verhoudingsgewijs vroeger dan elders boven het IJ bewoning mogelijk was.
Zo schaars als de romaanse kerkresten in Noord-Holland zijn, zo talrijk zijn er de gotische kerken, in afmeting variërend van zeer klein tot (voor Nederlandse begrippen) zeer groot. Gewezen kan worden op de Grote of St. Bavokerk in Haarlem, de Grote of St. Laurenskerk in Alkmaar en de Oude en Nieuwe kerk in Amsterdam. Al deze kerken stammen grotendeels uit de 15e en 16e eeuw, de laatste periode van de gotiek. Kenmerkend voor de bouwstijl zijn de spitse bogen en de overwelvingstechniek door middel van stenen kruisribgewelven. Aangezien de Westnederlandse bodem vrijwel overal te slap was om zware stenen gewelven te dragen bleven deze in onze provincie bijna steeds achterwege . Er voor in de plaats paste men doorgaans houten tongewelven toe.
De oudste kerken in de Zaanstreek, waarover wij wat uitgebreider ingelicht zijn, stamden ook alle uit deze late fase van de gotiek. Vergeleken met de grote stadskerken waren zij bescheiden van omvang. Ze waren gebouwd van baksteen, met eventueel hier en daar wat natuursteen als versiering. Zoals zoveel Hollandse kerken hadden ze in het interieur een houten tongewelf boven trekbalken. Men weet van het bestaan van dergelijke kleine gotische kerken in Assendelft, Jisp, Krommenie, Krommeniedijk, Oostzaan, Westzaan, Wormer, Wormerveer en Zaandam (Oostzijde). Deels ging het om eenbeukige kerkgebouwen zoals in Krommenie en Krommeniedijk, deels om driebeukige pseudo-basilieken, zoals in Assendelft, Jisp en Wormer. Ook de Oostzijderkerk in Zaandam is waarschijnlijk een pseudo-basiliek.
Van al deze gotische kerken is nauwelijks iets over. Dit valt ten dele te verklaren door de verwoestingen die de Spanjaarden in de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog hebben aangericht, vooral in de periode 1573-1576. Verschillende kerken, zoals die van Krommenie, Krommeniedijk, Oostzaan, Westzaan en Zaandam, liepen aanzienlijke schade op. Wel werd die aanvankelijk min of meer provisorisch hersteld, maar in alle gevallen volgde op den duur nieuwbouw. Ook de inpolderingen en de daarmee gepaard gaande verlaging van de waterstand (waardoor funderingen werden aangetast en verzakkingen optraden) eisten hun tol zoals bij de gotische kerk van Wormer, die in de 19e eeuw moest worden afgebroken.
Alle gotische kerken waarvan hierboven sprake was, waren oorspronkelijk gebouwd en ingericht voor de rooms-katholieke eredienst. Een andere geloofsrichting was er immers nog niet. Van de toenmalige inrichting, met altaren, beelden en schilderingen, kunnen we ons geen goed beeld meer vormen.
2. Vanaf de hervorming tot 1795
2.1. Bestaande gebouwen
In de 16e eeuw staken overal in Europa hervormingsbewegingen de kop op die het gezag van de rooms-katholieke kerk aantastten. Ook in de Zaanstreek drongen de nieuwe kerkelijke denkbeelden door.
In 1566 woedde de ➝ Beeldenstorm, die begonnen was in de zuidelijke Nederlanden en zich snel naar het noorden verbreidde. Ook in de Zaanse katholieke kerken vonden vernielingen plaats, met name in die van Jisp, Westzaan en Wormer. Andere bleven gespaard, zie: ➝ Beeldenstorm en ➝ Hervormden. Al vroeg was er in de Zaanstreek sprake van wat men later ➝ doopsgezinden ging noemen. Zij waren onder het rooms-katholieke bewind vervolgd, maar zouden ook na de Beeldenstorm nog nauwelijks gedoogd worden door de hervormden, die het in de noordelijke Nederlanden voor het zeggen kregen. (Verwarrend is dat deze hervormden zich lang ‘gereformeerden’ noemden. De tegenwoordige inhoud van het woord ‘gereformeerd' ontstond pas in de 19e eeuw; in dit artikel zal consequent de aanduiding ‘hervormd’ worden gebruikt).
Het waren derhalve de hervormden die in de laatste decennia van de 16e eeuw de katholieke kerkgebouwen in gebruik namen, nadat het de katholieken was verboden in het openbaar diensten te houden. Op de ene plek gebeurde dat wat eerder dan op de andere. Soms ging de pastoor zelf. met inbegrip van zijn gemeente, mee in het nieuwe geloof; dan leidde hij voortaan als dominee hervormde diensten in dezelfde ruimte waar hij voorheen de mis opdroeg. In Zaandam was dat het geval met Bartel Jacobsz. ➝ Bart, pastoor van de Oostzijderkerk.
In die eerste jaren hebben de hervormden nog geen nieuwe gebouwen in de Zaanstreek in gebruik genomen; zij brachten de bestaande in overeenstemming met hun opvattingen.
Zo verdwenen de altaren, beelden en schilderingen van katholieke inhoud. De preekstoel (die meestal op dezelfde plaats gehandhaafd bleef) kreeg alle aandacht, omdat nu de ‘dienst van het woord’ centraal stond. Er kwam een zogenaamd doophek omheen, zie ➝ dooptuin. Om de verstaanbaarheid te vergroten werden boven de preekstoel vaak grote klankborden gehangen. De beste zitplaatsen, tegenover de preekstoel, werden gereserveerd voor hoogwaardigheidsbekleders en andere notabelen. Doorgaans lieten zij eigen, speciale, banken maken, vaak voorzien van een luifel en snijwerk.
Orgels werden in de begintijd van de reformatie lang niet overal op prijs gesteld; vele hervormde kerken hebben het aanvankelijk zonder gedaan. Pas in de loop van de 17e eeuw veranderde die houding, al zouden bijvoorbeeld de hervormden van Krommenie nog tot in de 19e eeuw met de aanschaffing van een orgel wachten. Gezongen werd er wel, en wat men diende te zingen viel te lezen op de zogenoemde psalmbordjes, die op goed zichtbare plaatsen in de kerk waren opgehangen. Even zichtbaar waren de teksten van bijvoorbeeld het Onze Vader, de Tien Geboden of de Artikelen des Geloofs. Zij waren in menige kerk in de 17e en 18e eeuw te vinden. Helemaal kaal waren de hervormde kerken van onze voorouders dus niet, al wordt dat door velen gedacht.
Sommige kregen ook glas-in-lood-ramen met schilderingen, bijvoorbeeld van de bedrijvigheid van plaats of streek of met de wapenschilden van de schenkers. Tot de bekende versieringen behoorden ook scheepsmodellen (zie: ➝ Kerkschepen), hangend aan het gewelf. Voor de verlichting gebruikte men kaarsen, doorgaans in grote koperen kronen. Ook kleine koperen wandarmen kwamen voor.
Tot in het begin van de 19e eeuw werd er in ons land in kerken begraven. Vandaar dat men in de oudere kerken grafzerken aantreft, sommige alleen voorzien van de naam en het geboorte- en sterfjaar, andere met de toevoeging van ➝ huismerken en weer andere met beeldhouwwerk in reliëf versierd. Aardig zijn de grafstenen met karakteristieke Zaanse beroepen, van bijvoorbeeld molen- en scheepseigenaars. In de 17e en 18e eeuw was het gewoonte dat men in de nabijheid van een graf een zogenoemd rouwbord aan muur of kolom ophing. Daarop was de naam en eventueel het wapen van de overledene geschilderd. De meeste rouwborden zijn na de Franse tijd verdwenen.
2.2. Nieuwe kerken voor de hervormden (1600-1795)
Eerst rond 1640 begonnen de hervormden in de Zaanstreek nieuwe kerken te bouwen. Dat is later dan bijvoorbeeld in het naburige Amsterdam, waar al in 1603 was begonnen met de hervormde Zuiderkerk en in 1620 met die van respectievelijk de Wester- en Noorderkerk. In de 17e eeuw heersten achtereenvolgens de bouwstijlen van de Hollandse renaissance (tot omstreeks 1670) en van het Hollands classicisme (van 1630 tot omstreeks 1710). Een belangrijke architect van de eerstgenoemde stroming was Hendrick de Keyser, van de tweede stroming kunnen de namen van Jacob van Campen en Philip Vingboorns worden genoemd. Alle drie hebben zij in Amsterdam gewerkt, maar hoewel vele Zaankanters in die tijd hun werk gezien moeten hebben, is er van duidelijke invloed op de kerkbouw in de Zaanstreek geen sprake. De grote voorbeelden werden slechts op afstand nagevolgd en dat komt vooral tot uitdrukking in het overnemen van versieringsmotieven, zoals de kleine driehoekige frontons die verschillende Zaanse kerkgevels bekronen. De hoofdopzet van de Zaanse kerkgebouwen lijkt veel meer bepaald door de traditie van de kerkbouw uit de late gotiek, met zijn eenvoudige bakstenen ruimten, overdekt door houten tongewelven.
Voor de kerkbouw uit de 18e eeuw geldt hetzelfde. Men moet op de hoogte geweest zijn van de nieuwe stijlen (achtereenvolgens de Lodewijk XIV-, de Lodewijk XV- en de Lodewijk XVI-stijl, waarvan de Lodewijk XV-stijl ook rococo wordt genoemd), maar over het algemeen vindt men die stijlen alleen terug in de decoratie van onderdelen. Wat voor de bouw van de hervormde kerken gold, ging overigens ook op voor de in het desbetreffende tijdvak gebouwde kerken van overige kerkgenootschappen; ook hier werden de grote bouwstijlen slechts op afstand gevolgd en dan nog vooral bij de decoratie. Overigens waren er bij de bouw van de twee meest monumentale Zaanse kerken uit de hier behandelde periode (de Lutherse kerk aan de Vinkenstraat te Zaandam,
1699-1700, en de hervormde kerk te Westzaan, 1740-1741) Amsterdamse ontwerpers en uitvoerders betrokken.
Als kenmerk voor veel kerken geldt het bezit van een toren met één of meer luidklokken. In de periode 1600-1798 mochten alleen de hervormde kerken een toren hebben, aan andere gezindten was dit niet toegestaan.
In de hier behandelde periode had, althans in de Zaanstreek, geen indrukwekkende torenbouw plaats. Men beperkte zich tot betrekkelijk lage, houten torens, waarin een luidklok kwam te hangen. Torens met carillons (beiaarden), zoals in vele Hollandse steden in de periode 1600-1795 te vinden waren, zijn in de Zaanstreek niet gebouwd.
Een van de eerste kerken die de hervormden bouwden was in Zaandam de Westzijden- of Bullekerk (1638-1640). Oorspronkelijk was de kerk opgetrokken op de plattegrond van een Grieks kruis (een kruis met gelijke armen; de zogeheten centraalbouw). Dat was voor een kerk toen nog betrekkelijk nieuw.
In 1672 en 1680 werd de kerk echter aan de oost- en westzijde verlengd, waardoor de oorspronkelijke vorm verdween. De buitenkant vertoont, zoals alle Zaanse hervormde kerken uit de 17e en 18e eeuw, sobere bakstenen muren. De in 1672 en 1680 aangebrachte uitbreidingen van de kruisarmen kregen een soort tuitgevels; de tuiten zijn voorzien van kleine driehoekige frontons. De gevels zelf zijn geleed door een viertal lisenen (verticale pilastervormige uitspringingen). Vergelijkbare tuitgevels worden ook bij andere Zaanse kerken aangetroffen (hervormde kerk Koog, 1685; de uitbouw van die te Wormerveer, 1767; de uitbouw van de in 1878 verbrande kerk van Zaandijk, 1707).
In het interieur van de Bullekerk bevinden zich onder andere een preekstoel uit 1644, rustend op een houten pelikaan, een groot orgel (uit 1711, gebouwd door J. Duyschot te Amsterdam, waarvan de kast origineel is, terwijl het instrument is vervangen, zie ➝ orgels). Evert de Leeuw verzorgde het snijwerk aan orgelkast, ballustrade en zogenaamde 'burgemeestersbank' (1712). Tot de sieraden van de kerk behoren twee glas in-lood-ramen uit 1682 en 1725. De Bullekerk is gebouwd op de plaats waar sinds 1633 de doden werden begraven. Het houten kerktorentje was steeds een bron van zorg en behoefde vele malen restauratie. In
1692, 1711, 1833, 1899, 1910, 1937 en 1969-1975 is het kerkgebouw grondig gerestaureerd.
Zie voorts ➝ Bullekerk en voor de naamgeving ➝ Stiers Wreedheid.
De hervormde kerk in Wormerveer is gebouwd in 1639-’40, aanvankelijk met een eenvoudige en traditionele eenbeukige opzet. In 1767 werd de kerk uitgebreid met een forse uitbouw (met tuitgevel) aan de zuidzijde. Van het oude interieur rest nog slechts een eenvoudige preekstoel (1640) en een (eind-) 18e-eeuws doophek met evangelistensymbolen, helaas niet op de oorspronkelijke plaats. De kansel werd in de Franse tijd met vurenhout omtimmerd, omdat op eikehout belasting werd geheven. Bij de laatste restauratie is de omtimmering verwijderd.
De kerk is gebouwd op de plaats van een eerdere kapel (uit 1504) die door de Spanjaarden in 1574 is verwoest en toen dus waarschijnlijk al bij de protestanten in gebruik was.
Ook Zaandijk kreeg in deze jaren een kerk, eerst een houten (1638), spoedig daarna een stenen (1642). Ook hier (vgl. Wormerveer) werd het eerst betrekkelijk kleine eenbeukige gebouw in de 18e eeuw (1707) uitgebreid met een uitbouw met tuitgevel. Een brand in
1878 legde de kerk in de as (zie: ➝ Branden). In 1657-’58 werd de eenbeukige gotische kerk van Krommenie met gebruikmaking van oud muurwerk verbouwd tot het gebouw dat er nog steeds staat (Kerkplein, hoek Noorderhoofdstraat-Heiligeweg). De preekstoel staat op een natuurstenen wandsteun met het jaartal 1658; ook een overhuifde herenbank dateert uit die bouwtijd. Verdwenen zijn de gebrandschilderde ramen die de kerk destijds van onder meer verschillende Noordhollandse steden ten geschenke kreeg. (Dat steden elkaars kerken gebrandschilderde ramen schonken was in de late 16e en in de 17e eeuw zeer gebruikelijk. Mooie voorbeelden daarvan zijn te zien in de Grote of St. Janskerk te
Gouda en in de Grote of St. Nicolaaskerk te Edam).
Ook in Krommenie is een eerdere kapel op dezelfde plek door de Spanjaarden verwoest. De herbouwde kerk moest het tot 1844 zonder orgel stellen. Toen werd een neogotisch Bätz-orgel geplaatst. Bij de restauratie van 1964 en volgende jaren werd onder meer een grote Tien Geboden-schildering uit 1737 teruggevonden. Voorts werden de balken kleurig gemarmerd, zoals ze destijds ook waren. In 1685-’86 werd de hervormde kerk van Koog gebouwd. Waarschijnlijk leverde meestertimmerman Jacob Reijersz (die eerder betrokken was bij de bouw van de nog te behandelen vermaning in Koog) het ontwerp.
Het gebouw was aanvankelijk een eenbeukige ruimte, die in 1825 door A. Latenstein werd voorzien van twee korte dwarsbeuken, zodat een kerk met de plattegrond van een Grieks kruis ontstond. Bij een grote brand in 1920 werd de kerk grotendeels verwoest, maar daarna weer in de oude vorm hersteld onder leiding van restauratie-architect Jan de Meyer uit Amsterdam. Bij de brand bleef de laat-17e-eeuwse preekstoel gespaard. Het grote orgelfront uit 1853 (afkomstig uit een Haarlemse kerk) werd na de brand hersteld en van een nieuw instrument voorzien door de Zaandamse orgelbouwer ➝ Flentrop. Gedenkstenen in de kerk herinneren aan de negen stichters en aan de vergroting in 1825. De laatste restauratie werd in 1987 begonnen.
Tot de monumentale kerkgebouwen in de Zaanstreek behoort de hervormde kerk van Westzaan ‘in de noord’ (1740-’41). Een eerdere (rooms katholieke) parochiekerk was in 1573-’74 verwoest, maar de toren was blijven staan. Daartegenaan werd een klein kerkje gezet, dat in 1740 door het huidige gebouw werd vervangen. Op nieuwjaarsdag 1843 stortte de toren in (zie: Torenval). De huidige kerk heeft de plattegrond van een Grieks kruis. Bijzonder zijn de cirkelvormig aangebouwde ruimten in de hoeken.
Opvallend is ook de rijk-gebeeldhouwde versiering van de klokvormige top aan de Zaanzijde. Men veronderstelt dat de Amsterdammers Hans Jacobi en Hendrik Husly bij het ontwerp betrokken zijn geweest. De Amsterdamse beeldhouwer Jan van Logteren heeft werk voor de kerk geleverd. In het interieur is de preekstoel, rustend op de pelikaan nog uit de bouwtijd. Het orgel stamt uit de 19e eeuw.
Veel bescheidener is het eenbeukige kerkje dat Krommeniedijk in 1755 liet bouwen. Ook hier was een eerdere, laat-middeleeuwse, kerk in 1574 door Spaans geweld verwoest; de herbouw had plaats op de oude fundamenten. In het inwendige zijn verschillende stukken ouder dan de bouwdatum, zoals de preekstoel, de overhuifde herenbank en de koperen lichtkroon, alle uit de tweede helft van de 17e eeuw. Ook een bord met het begrafenisreglement uit 1679 bleef bewaard en is in het kerkje aanwezig.
(Hoewel het hier geen hervormde kerken betreft, zij vermeld dat Krommeniedijk nog twee andere kerken binnen de dorpsgrenzen heeft gehad. In 1612 werd een rooms-katholiek schuilkerkje gewijd; dit werd in 1644 al weer gesloten. Een vroeg-18e-eeuwse houten vermaning is in 1920 gesloopt.) Het laatste Zaanse kerkgebouw van de hervormden dat in de hier behandelde periode tot stand kwam, is dat van Oostzaan. Deze ‘Grote Kerk’ heeft de plattegrond van een Latijns kruis en is gebouwd in 1760 op de fundamenten van een eerdere rooms-katholieke parochiekerk. De eerdere kerk was in de Spaanse tijd verwoest, in
1592 en 1601 hersteld en in 1630 uitgebreid, maar moest wegens bouwvalligheid worden afgebroken. Evenals de eerder behandelde kerken heeft de Grote Kerk nog altijd het traditionele houten tongewelf. Alleen de rozetten vertonen een nieuwere bouwstijl. In het interieur zijn een preekstoel en een doophek uit de bouwtijd in rococo-stijl uitgevoerd.
De koperen lezenaars zijn gedateerd ‘1717’ en komen dus uit de vorige kerk. Dit geldt ook voor de verschillende grafzerken in de kerk. Het orgel, uit 1858, is van H. Knipscheer.
2.3. De lutherse kerk
Zie: ➝ Lutheranen. De in de Zaanstreek wonende lutheranen waren voor hun kerkdiensten aanvankelijk aangewezen op de grote en machtige lutherse gemeente in Amsterdam. In 1642 was hun aantal nog niet zo groot, maar ze konden toch al een eigen houten kerk bouwen aan de Vinkenstraat in Zaandam. Deze werd in 1699-1700 vervangen door een voor Zaanse begrippen monumentaal bakstenen kerkgebouw. Deze kerk, gelegen aan een soort pleintje een eindje achter de rooilijn, werd ontworpen door een Amsterdamse architect, waarvan de naam niet is overgeleverd. Bouwer was de Amsterdamse lutheraan Mathijs van de Wulsten.
De brede voorgevel heeft een hoog opgetrokken middenpartij, waarbij een brede halsgevel een hoog rondboogvenster omvat. De halsgevel wordt bekroond door een driehoekig fronton, waarin een zwaan, het symbool van de lutherse kerken. De kerk kreeg een kruisvormige aanleg, al lijkt het van buiten te zien om een eenvoudige rechthoekige ruimte te gaan. Binnen markeren echter vier forse kolommen de kruisvorm. De kruisarmen zijn, zoals gebruikelijk in de Zaanstreek, overdekt door houten tongewelven, die elkaar snijden op de kruising; de overblijvende lage hoekruimten zijn vlak gedekt.
Het interieur heeft, zoals in de meeste lutherse kerken in West-Nederland, een voornaam karakter. Opmerkelijke meubelstukken zijn de preekstoel met mooi snijwerk en het doophek eromheen, daterend uit 1704. Fraai is ook het orgel van de Haarlemse orgelbouwer Christiaan Müller uit 1704, waarvan alleen de kast bewaard bleef. Tot de bezienswaardigheden behoort ook het grote glas-in-lood-raam van Catharina Oostfries, gemaakt in de bouwtijd en voorstellende een houtwerf.
2.4. Vermaningen der doopsgezinden (1600-1795)
De doopsgezinden spraken vroeger niet van hun kerken, zij noemden hun gebouwen van samenkomst vermaningen, naar hun voorgangers die vermaners heetten. Lang niet alle vermaningen uit de hier behandelde periode bleven bewaard. Sommige van de in hout opgetrokken gebouwen verbrandden, andere werden te klein en zijn door grotere vervangen. Alleen de thans nog bewaard gebleven en duidelijk als zodanig herkenbare vermaningen komen hier aan de orde. Zie ook: ➝ Doopsgezinden. De oudste vermaningen stammen uit de laatste twee decennia van de 17e eeuw.
Ze zijn te vinden in Koog (1680), aan de Westzijde in Zaandam (‘Het Nieuwe Huys’, 1686) en in Westzaan (de Noordervermaning, 1695). Het gaat bij alle drie om hoge en ruime zalen, gedekt door houten tongewelven en aan de buitenkant oorspronkelijk houten wanden, met daarin van oorsprong rechthoekige vensters. Alle drie zijn ze in de 19e eeuw gemoderniseerd.
De Noordervermaning in Westzaan (die overigens niet meer door de doopsgezinden wordt gebruikt) kreeg in 1850 een bakstenen voorgevel in neogotische stijl.
Het Nieuwe Huys in Zaandam werd in 1862 van een stenen voorbouw in eclectische stijl voorzien.
Als laatste kreeg de vermaning in Koog in 1873 een bakstenen voorgevel met eclectische versieringen. In de 18e eeuw werden er nog enkele vermaningen gebouwd, vergelijkbaar met de hiervoor genoemde, namelijk in Krommenie (1703) en in Westzaan de Zuidervermaning (gebouwd in 1731).
De interieurs van de vermaningen waren (en zijn) aanzienlijk soberder dan die van de kerken der hervormden en lutheranen of die der katholieken (die hierna nog behandeld worden). Ze zijn steeds eenvoudig gebleven, al werd later enige decoratie niet geschuwd. Uiteraard kwam de preekstoel zoals bij alle protestantse kerkgenootschappen op een goed zichtbare plaats te staan. Die van de Zuidervermaning te Westzaan stamt uit de bouwtijd, evenals verschillende banken. Orgels trof men aanvankelijk niet in vermaningen aan.
2.5. De kerken van de katholieken (1600-1795).
Zie: ➝ Oud-Katholieken en ➝ Rooms-Katholieken.
Evenals de doopsgezinden hebben de katholieken in de Zaanstreek houten kerken gebouwd. De twee voornaamste die bewaard bleven, zijn te vinden in Krommenie en Zaandam, maar er zijn er meer geweest. Beide bewaard gebleven kerken dragen duidelijk het karakter van schuilkerken: ze zijn van de weg af gezien niet als kerk herkenbaar. In beide gevallen bevindt zich vóór de kerkruimte een pastorie, gelegen aan de straat. En van kerktorens met luidklokken kon bij schuilkerken uiteraard geen sprake zijn. Hoewel deze schuilkerken destijds voor de rooms-katholieke eredienst zijn gebouwd, zijn ze na de kerkscheuring van het begin van de 18e eeuw in handen gekomen van de (van het rooms-katholicisme afgescheiden) oud-katholieken. De kerkinrichting, ofschoon in de loop der tijd gewijzigd, geeft nog altijd een goed beeld van de barokke pracht en praal die de katholieke schuilkerken zowel in de Zaanstreek als daarbuiten heeft gekenmerkt.
Kijken we naar de aanleg, dan zien we dat beide kerkgebouwen een driebeukige opzet hebben. De brede middenbeuk is gedekt door een houten tongewelf, de smalle zijbeuken zijn vlak gedekt. Middenbeuk en zijbeuken waren gescheiden door kolommen; die van de kerk aan het Papenpad te Zaandam zijn echter in 1805 verdwenen.
De oud-katholieke kerk aan de Noorderhoofdstraat (131-133) te Krommenie is de oudste van de twee. Hij werd al in 1612 als parochie van de Heilige Nicolaas ingericht in de schuur van een boerderij (een langhuisstolp), en wel in het zogenaamde hooivak. De vier hoge staanders die dat vak markeerden, werden bij een verbouwing in 1633 door kolommen omkleed. Toen werd ook het houten tongewelf aangebracht. Door dat tongewelf heen zijn de horizontale balken van het eerdere hooivak nog te zien. Ook later onderging de kerk nog enkele verbouwingen.
Zo kwamen er aan het eind van de 17e eeuw stenen zijgevels. Van het oorspronkelijke interieur is niets bewaard. De preekstoel, waarvan de kuip op een adelaar rust, stamt uit het eind van de 17e eeuw. Het houten altaar, uit het begin van de 18e eeuw, is afkomstig uit de gesloopte schuilkerk De Pauw in Amsterdam.
De oud-katholieke schuilkerk aan het Papenpad te Zaandam is een stuk jonger, gebouwd in 1695 als parochiekerk van de Heilige Maria. Ook hier is in de loop van de tijd het nodige veranderd. Zo werd in 1928 de oude pastorie door nieuwbouw vervangen. Nog uit de bouwtijd stamt de preekstoel, waarvan (net als bij de schuilkerk te Krommenie) de kuip op een adelaar rust. Het 17e-eeuwse orgel is afkomstig uit de ook bij de kerk van Krommenie genoemde De Pauw in Amsterdam.
3. De situatie van de kerkgebouwen in het algemeen sinds 1795
Sinds het einde van de 18e eeuw vonden er allerlei veranderingen plaats die van groot belang waren voor het beheer en de inrichting van bestaande kerkgebouwen en voor de bouw van nieuwe. Allereerst verloren de hervormden bij de staatsomwenteling van 1795 hun bevoorrechte positie (die ze sinds het eind van de 16e eeuw hadden gehad). Zij moesten in sommige, overwegend katholiek gebleven gemeenschappen de oude hoofdkerken, die zij honderd jaar of langer in gebruik hadden gehad, weer teruggeven aan de katholieken. Dat was in de Zaanstreek overigens alleen het geval in Assendelft. Door verschillende oorzaken zijn de hervormden hier toch gebruik blijven maken van de oude kerk, al was er wel sprake van overdracht van de oorspronkelijke bezittingen. Belangrijk was ook dat de hervormden sinds 1795 zelf zorg moesten dragen voor bouw en onderhoud van hun kerken.
Voordien genoten ze daarbij steun van de overheid. Zij gingen bovendien een belangrijke bron van inkomsten missen: de grafrechten. In 1808 werd het begraven in kerken namelijk door de overheid verboden. Dit gebruik, dat al sinds de late middeleeuwen bestond, ontmoette bezwaren van medisch-hygiënische aard. Het verbod betrof alleen de hervormde kerken (en een enkele lutherse kerk), omdat katholieken en doopsgezinden nooit toestemming hadden gekregen in hun kerken te begraven. Een en ander had gevolgen voor het kerkinterieur.
Daarin kwamen geen nieuwe zerken en grafmonumenten. Al eerder, namelijk meteen in 1795, waren overal de eerdere rouwborden uit de kerken weggehaald; men vond ze niet passen bij de nieuwe idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. In sommige kerken werden ze vernietigd, in andere gebouwen werden de eerst verwijderde rouwborden later toch weer opgehangen (hoewel niet in het grote aantal waarin ze vóór 1795 het kerkinterieur mede bepaalden).
Er traden nog meer veranderingen op. De kerkgebouwen waren vroeger onverwarmd; de kerkgangers warmden ’s winters alleen hun voeten met een van de vele in de kerk aanwezige stoven. In de 19e eeuw werden in alle kerken kachels geplaatst, later meestal vervangen door centrale verwarming of vloerverwarming. Aan het eind van de 19e eeuw deed het gaslicht zijn intrede, begin 20e eeuw werd de verlichting elektrisch. Sommige kerken verkochten de 17e-eeuwse koperen kaarsenkronen om de kosten van de nieuwe vormen van verlichting te drukken. Kerkbanken, hoewel ook in de voorgaande eeuwen niet geheel onbekend, werden meer dan voorheen toegepast.
Daarnaast handhaafden de stoelen zich in het kerkinterieur. Zowel bij protestanten als bij katholieken wijzigden zich voorts de lithurgische opvattingen, met als gevolg veranderingen in het kerkinterieur. Zo verdwenen in een aantal gevallen de doophekken uit de hervormde kerken. In andere gevallen werden ze geheel (of in onderdelen) verplaatst. Hetzelfde gebeurde bij de katholieken met de communiebanken, die na het tweede Vaticaanse concilie (in de jaren ’60 van de 20e eeuw) overbodig werden. Doordat vanaf die tijd de priester de mis ging opdragen met het gezicht naar de gelovigen gekeerd, was ook in al bestaande kerk-interieurs de bouw van nieuwe tafelvormige altaren noodzakelijk.
Wat betreft de bouw van nieuwe kerken het volgende. Na 1795 verloren de hervormden het voorrecht om als enigen torens met luidklokken te mogen bouwen. Met name de katholieken hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om als er geld voor was hun kerken van één of meer hoge torens te voorzien. Hierdoor veranderde het silhouet van de Zaanstreek tamelijk ingrijpend; sinds eeuwen had steeds alleen een enkele kerktoren het beeld van de dorpen bepaald.
In de loop van de hier behandelde periode kwamen er steeds meer kerkgenootschappen bij als gevolg van afsplitsingen. Het bekendste nieuwe genootschap is dat der gereformeerden, dat op haar beurt weer verschillende afscheidingen doormaakte (zie: ➝ Gereformeerden; zie ook, in dit artikel, 3.4.). Mede hierdoor zijn in de Zaanstreek in de 19e en 20e eeuw heel wat nieuwe kerken gebouwd. Was er in de 17e en 18e eeuw sprake geweest van kerkbouw waarin de in het verleden gevormde regionale tradities sterk meespraken en waarbij de grote bouwstijlen slechts op een afstand werden gevolgd, in de 19e en 20e eeuw kwam hierin geleidelijk verandering. Alle bouwstijlen die men elders in het land toepaste (zie: ➝ Bouwstijlen), kregen nu ook in de Zaanstreek navolging. Dit in tegenstelling tot de 17e en 18e eeuw; mede door de toepassing van nieuwe bouwmaterialen en technieken veroorzaakte dit een opmerkelijke breuk in de traditie.
3.1. De kerken der hervormden na 1795
In principe bleven de hervormden gebruik maken van de kerkgebouwen die zij in de voorgaande periode hadden verworven of gebouwd. In de loop van de 19e eeuw werden echter drie nog uit de middeleeuwen stammende kerkgebouwen afgebroken en vervangen door nieuwe.
Het eerst gebeurde dit in Wormer. Hier werd de bouwvallig geworden middeleeuwse kerk in 1807 afgebroken. In 1809 werd een nieuw zaalkerkje in gebruik genomen, van bescheiden omvang en in elk geval veel kleiner dan het afgebroken gebouw. Met zijn houten tongewelf en het eveneens houten torentje paste deze kerk nog geheel binnen de traditie van de voorgaande periode. Men nam veel van de oude interieurstukken mee naar het nieuwe kerkje, zoals de preekstoel en het doophek, beide uit de 17e eeuw.
Hetzelfde geschiedde in Jisp. Sinds 1438 waren hier kerkdiensten gehouden. Een brand in 1541 had de oorspronkelijke (uiteraard rooms-katholieke) kerk verwoest, waarna herbouw volgde die de tand des tijds niet doorstond. In 1822 werd de, nu hervormde, kerk op dezelfde plaats herbouwd, maar op bescheidener schaal. Er verrees een zaalkerkje met een kleine houten toren. Het 17e-eeuwse meubilair verhuisde naar deze nieuwe kerk.
De afbraak van de middeleeuwse kerk van Assendelft (een gotische kruiskerk uit 1472) had plaats in 1851. Het nieuwe kerkgebouw dat toen op dezelfde plaats werd neergezet (nu: Dorpsstraat 364) brandde ruim veertig jaar later, in 1893, alweer af en werd toen vervangen door de huidige kerk in neo-renaissancestijl. Inmiddels is nog maar een klein deel van deze kerk bij de hervormden in gebruik; het grootste deel dient nu tot werkplaats van de orgelbouwers Flentrop uit Zaandam.
Er was een ander, 17e-eeuws, kerkgebouw dat eveneens na brand moest worden vervangen: dat te Zaandijk. In 1878-1880 verrees er een nieuw, geheel stenen gebouw op de fundamenten van het oude. De hoofdvormen werden min of meer nagevolgd. Maar in tegenstelling tot de eerdere kerk, die een houten tongewelf bezat, werd een met hout beschoten kap aangebracht waarbij de spanten in het zicht bleven. De wijze waarop dit geheel gemaakt is, doet enigszins denken aan de Engelse ‘hammerbeam roofs’. Dit ziet men overigens in veel Nederlandse kerken uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het inmiddels verwaarloosde gebouw is al jaren niet meer als kerk in gebruik; in 1988 werd de torenspits, naar verluidt tijdelijk, verwijderd.
Een aparte vermelding verdient in Zaandam de Oostzijderkerk in de Klauwershoek. Dit is van oorsprong een laatgotisch gebouw, maar daarvan is nagenoeg niets meer te zien. In
1684 werd de zuiderzijbeuk van het schip al vervangen door de huidige, terwijl het volledige aanzien van de buitenkant bepaald
wordt door verbouwingen die in het midden van de 19e eeuw plaats hadden. Zo kreeg de kerk een nieuwe voorgevel en de noorderzijbeuk werd geheel gesloopt; voorts kwam er een forse toren bij. In het interieur bleef echter veel uit het verleden bewaard, zoals een preekstoel uit de 17e eeuw en zes gebrandschilderde ramen die uit het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw dateren. Aandacht verdient ook een oude burgemeestersbank en verschillende rouwborden. Eerder heeft op de plaats van de Oostzijderkerk een middeleeuwse kapel gestaan.
Na 1900 is er door de hervormden in de Zaanstreek niet veel gebouwd. Veel belangstelling bij de opening in 1958 kreeg de hervormde Paaskerk in Zaandam (Burgemeester Ter Laan-plantsoen). Deze kerk is opgetrokken naar ontwerp van de Amsterdamse architect K.L. Sijmons, die ook elders in het land kerken bouwde. De inrichting verschilt van de in de vorige eeuwen bij de hervormden gebruikelijke. Er is geen dooptuin meer, maar een lezenaar om te preken.
Een groot doopvont (heel anders dan de kleine doopschaaltjes die in de 17e- en 18e-eeuwse kerken aan de voet van de preekstoel of aan het doophek werden gehangen) en een moderne avondmaalstafel staan voor de kerkgangers opgesteld als in een toneelzaal. De banken staan ook anders geplaatst dan vroeger gebruikelijk was, namelijk V-vormig. In de kerk zijn gebrandschilderde ramen aangebracht naar een ontwerp van de Cobra-schilder Karel Appel; ze beelden het scheppingsverhaal uit. Appels abstract-expressionistische vormentaal werd destijds niet door iedereen gewaardeerd; een door hem op een muur geverfde tekst werd wit overschilderd. Voor de volledigheid wordt nog het in 1980 gesloopte kerkje van Oost-Knollendam vermeld. Noch Oostnoch West-Knollendam heeft sindsdien een kerk.
Het silhouet-bepalende kerkje van Oost-Knollendam (dat in de Zaanse Schans niet zou misstaan) was in 1862 in de plaats gekomen van een aan de westkant van de Zaan gebouwde kerk, waarvan in 1822 de voorgevel was ingestort. Veel eerder had hier al een rooms-katholieke kapel gestaan. Oost-Knollendam heeft ooit ook een doopsgezinde vermaning gehad.
3.2. De vermaningen der doopsgezinden na 1795
Ook de doopsgezinden bleven gebruik maken van de gebouwen die zij in de voorgaande periode hadden ingericht; nieuwbouw had nauwelijks plaats. Een bijzondere vorm, afwijkend van de bestaande Zaanse vermaningen, kreeg de nieuwbouw van 1831 in Wormerveer (Zaanweg). Voor de bouw had men een prijsvraag uitgeschreven, die werd gewonnen door de Amsterdamse architect H. Springer. Hij ontwierp een zaalkerk met een voor die tijd moderne neo-classicistische voorgevel, met boven de zuilenportiek een halfrond venster. Het geheel wordt bekroond door een reusachtig driehoekig fronton.
Een bescheiden nieuwe vermaning is in 1850 gebouwd in Wormer (Dorpsstraat 371). Het stenen gebouwtje, opgetrokken naar ontwerp meester-timmerman Aart Verlaan uit Zaandijk, kreeg in 1932 een nieuwe, eenvoudige voorgevel van baksteen. Vóór 1850 hadden de doopsgezinden uit Wormer en Jisp gebruik gemaakt van een schuilkerkje dat schuin tegenover de huidige r.k. kerk heeft gestaan.
Een veel grotere vermaning verrees in 1861 aan de Oostzijde in Zaandam. Ontwerper was de Zaandamse stadsarchitect L. J. ➝ Immink. Door zijn achtkantige bouwvorm wijkt deze vermaning sterk af van de overige Zaanse, door doopsgezinden gebruikte, gebouwen. Deze bijzondere vorm gaf de Oostzijder vermaning ook haar bijnaam; De Doofpot. Overigens is het gebouw niet meer als vermaning in gebruik, maar als kerk door het Apostolisch Genootschap.
3.3. De kerkgebouwen der rooms-katholieken na 1795
Ter vervanging van hun oude schuilkerken gingen de rooms-katholieken in de loop van de 19e eeuw over tot de bouw van stenen kerken. Nadat verscheidene eerdere plannen onuitgevoerd waren gebleven, kreeg Assendelft in 1835 een nieuwe St. Odulphuskerk. Het was een eenvoudige zaalkerk met een klokketorentje, gebouwd in de neo-classicistische stijl van die dagen. Zoals zovele van de vroege 19e-eeuwse katholieke kerken werd dit gebouw na verloop van tijd weer afgebroken. In 1887-1889 verrees de huidige St.
Odulphus op dezelfde plaats. Bouwmeester was A.C. Bleys (1842-1889) uit Hoorn, die sinds 1880 zijn bureau in Amsterdam had. Hoewel leerling van de beroemde architect Pierre Cuypers, beperkte hij zich niet tot de door zijn leermeester gevolgde neo-gotiek, maar paste hij ook andere bouwstijlen toe. De St. Odulphus vertoont neo-romaanse kenmerken, te zien aan de toepassing van rondboogfriezen en blokvormige ‘teerlinkkapitelen’.
Krommenie kreeg in 1853 een nieuwe katholieke kerk, gewijd aan Sint Petrus. Architect was Th. Molkenboer (1796-1863), een bouwmeester die voor verschillende plaatsen in ons land r.k. kerken ontwierp. Soms werkte hij in neo-classicistische trant, soms paste hij vroege neo-gotische vormen toe (in de zogenoemde ‘stucadoorsgotiek’). De kerk in de Zuiderhoofdstraat had een klokketoren met een hoge, steile spits. Na de ingebruikname van een nieuwe kerk in 1955 werd het gebouw van Molkenboer afgebroken. De nieuwe kerk, op een andere plaats (namelijk aan de Snuiverstraat), is ontworpen door architect
C.F.L. van der Lubbe uit ’s-Gravenhage, in een bouwstijl die toen voor veel katholieke kerken werd toegepast, de ‘Delftse School’.
In 1869 kreeg Wormer een nieuwe r.k. kerk, gewijd aan Maria Magdalena. Het gebouw werd ontworpen door de Rotterdamse architect H.J. van den Brink (1816-1873), die in de tweede helft van de vorige eeuw ook kerken bouwde. Evenals zijn collega Molkenboer (zie hiervoor, bij Krommenie) bouwde hij kerken in zowel neo-classicistische als neo-gotische trant. Het gebouw was oorspronkelijk kleiner en is tussen 1926 en 1929 van zaalkerk verbouwd tot kruiskerk. Door het aanbrengen van zitplaatsen in de transeptarmen is de capaciteit van het gebouw zeer vergroot; het biedt nu plaats aan 700 gelovigen. Ook de katholieke kerk op 't Kalf in Zaandam werd door een Rotterdams architectenbureau gebouwd, namelijk dat van E.J.
Margry (1841-1891), die zich had geassocieerd met zijn broer A. A.J. Margry en met J.M. Snickers. Het architectenbureau van Margry (die leerling was van Pierre Cuypers) heeft op vele plaatsen in het land r.k. kerken gebouwd. De kerk op ’t Kalf, gewijd aan Maria Magdalena, is een mooi voorbeeld van de neo-gotische stijl die de katholieken in de tweede helft van de 19e eeuw naar voorbeeld van Cuypers zo graag toepasten.
De kerk is meermalen gerestaureerd, namelijk in 1907, 1939 en 1958. Een andere zeer monumentale kerk in Zaandam is de driebeukige Sint Bonifatius, die in 1899-1900 aan de Oostzijde verrees. Het is eveneens een neo-gotisch gebouw, ontworpen door de hiervoor genoemde A. A.J. Margry en J.M. Snickers uit Rotterdam.
Opmerkelijk is de grote toren met de hoge spits, geflankeerd door twee kleine traptorens, ook met spitsen. In het interieur bevinden zich een houten kap met monumentale beschildering en een in 1786 gebouwd orgel, afkomstig uit de eerdere rooms-katholieke schuilkerk tussen de Oostzijde en de Zaan, gebouwd door J. Mitterreiter.
Na 1900 begonnen er veranderingen op te treden in de rooms-katholieke kerkbouw. Wel bleef men nog tot omstreeks 1960 kerken bouwen die duidelijk geënt waren op de tradities uit de middeleeuwen, maar de vormen werden soberder, zowel wat de buitenkant als het interieur betreft. Een voorbeeld van die nieuwe inrichting is de r.k. kerk aan de Marktstraat in Wormerveer, gewijd aan Onze Lieve Vrouwe Geboorte en ontworpen door de in Purmerend geboren architect Jan Stuyt (1868-1934). Hij werkte onder meer bij de al genoemde A.C. Bleys en Pierre Cuypers, maar ontwikkelde een eigen vormentaal, soberder dan die van zijn leermeesters. Daarbij is hij, evenals in kleur- en materiaalgebruik, duidelijk beïnvloed door zijn beroemde tijdgenoot Berlage.
Doordat er in het kerkgebouw aan de Marktstraat slechts twee pilaren zijn geplaatst ontstond een grote centrale ruimte. Vóór de door Stuyt gebouwde kerk (gewijd in 1916) maakten de Wormerveerse katholieken gebruik van enkele schuilkerkjes, die hun in een bewogen geschiedenis enkele malen ontnomen werden. Ook Koog, waar in het begin van de jaren ’30 veel nieuwbouw plaats had (Bloemwijk), kreeg een nieuwe katholieke kerk, aan de Boschjesstraat, hoek Parallelweg. In 1931-’32 werd deze kerk, gewijd aan de Heilige Martelaren van Gorcum, gebouwd en ook hier zijn de hoofdvormen betrekkelijk sober. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er twee katholieke kerken tot stand in de toenmalige nieuwbouwwijken in oostelijk Zaandam. Ze ogen veel moderner dan de hiervoor behandelde kerkgebouwen, bijvoorbeeld door de rechte klokketorens zonder spits en door de toepassing van nieuwe dakvormen, zoals platte daken of grote lessenaarsdaken.
J. Strik bouwde aan de Veldbloemenweg de Sint-Jozefkerk (1963), H. Nefkens de Onze Lieve Vrouwe-kerk aan de Ds. Martin Luther Kingweg (1965). Beide kerken zijn voorzien van kleurige, figuratieve glas-in-loodramen.
3.4. De kerken der gereformeerden
De gereformeerde kerken in Nederland groepeerden zich in 1892 onder deze naam door het samengaan van twee groeperingen, die zich hadden afgescheiden van de hervormden: de Afgescheidenen (1834 e.v.) en de Doleanten (1886). Zie: ➝ Gereformeerden. Beide groeperingen hadden in Zaandam aan het eind van de
19e eeuw al de beschikking over een groot kerkgebouw. De Afgescheidenen bouwden een driebeukige kerk met toren aan de Stationsstraat. Het ontwerp, in een eclectische stijl, was van de Amsterdamse architect S. Wierda. De kerk werd in 1875 in gebruik genomen.
De Doleanten kwamen samen in de in 1880 gebouwde kerk (met 500 zitplaatsen) aan de Vinkenstraat. Deze kerk bestond dus al toen de Doleanten zich afscheidden; zij namen het gebouw over van een andere afgescheiden groep. De Vinkenstraat-kerk, die overigens niet meer door de gereformeerden wordt gebruikt (verkocht in 1972, thans ontmoetingscentrum voor Surinamers en Antillianen), is eveneens gebouwd in eclectische stijl en heeft een weinig ‘kerkachtig’ voorkomen.
In Zaandijk werd in 1922-’23 een nieuwe gereformeerde kerk aan de Parklaan gebouwd, ter vervanging van een bescheiden kerkje aan het Guispad (zie: ➝ Irene). De stenen toren heeft geen klok. In 193132 kreeg Wormerveer een nieuwe gereformeerde kerk aan de Wattstraat. Deze is ontworpen door de Amersfoortse architect B. W. Plooy, die ook elders in het land gereformeerde kerken bouwde.
Plooy’s kerken vertonen invloeden van de toenmalige Amsterdamse School-architectuur. De zaalkerk, met twee zijvleugels aan de kop van het gebouw, heeft eveneens een toren zonder klokken (ze zijn in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers gevorderd en niet vervangen). Enkele jaren eerder, in 1929, was in Wormer het kleine witte kerkje ‘De Schuilplaats’ aan de Nieuweweg verrezen. Na de Tweede Wereldoorlog is deze zaalkerk vergroot, het interieur is in 1985 gerestaureerd. Na de oorlog ontstonden verschillende nieuwbouwwijken die een eigen gereformeerde kerk kregen. In Zaandam waren dat de Noorderkerk en de Zuiderkerk, respectievelijk aan de Heijermansstraat (1952) en de Dirk de Kortestraat (1953).
Beide kerken zijn ontworpen door J. Roodenburgh en vertonen invloeden van de traditionele Delftse Schoolarchitectuur. De Noorderkerk heeft een hoge, sobere klokketoren, maar bij de Zuiderkerk zijn de klokken aan de voorgevel bevestigd en ontbreekt een toren.
In 1972 werd, eveneens in Zaandam-Oost, de meer moderne en torenloze zaalkerk ‘Het Lichtschip’ aan de Galjoenstraat gebouwd. Ook in Krommenie verrezen in deze jaren twee gereformeerde kerken. Ze vormen een goed voorbeeld van de moderne ontwikkelingen in de kerkbouw. De oudste is de Vredekerk aan de Eikenlaan, gebouwd in 1965-’67 door D. ➝ Waagmeester. Deze kerk heeft een opvallende vorm en een even opvallend uiterlijk, doordat de wanden voor een groot deel bestaan uit glas-in-beton. Bij de kerk staat een vrijstaande betonnen klokketoren zonder spits.
Enkele jaren later (in 1971) werd de Leliekerk aan de Lisdoddelaan opgeleverd. Het ontwerp was van A. Hondema, die een karakteristiek, groot zadeldak toepaste. Deze kerk kwam in de plaats van een in 1970 verbrand kerkgebouw aan de Julianastraat/Emmastraat. Tot hier zijn tien kerkgebouwen van gereformeerde gemeenten genoemd. Doordat binnen de gereformeerde geloofsopvattingen verschillende richtingen ontstonden, die alle een eigen ruimte voor hun samenkomsten realiseerden, dient nog een aantal kerken te worden vermeld.
Deze voldoen echter niet geheel - of niet alle aan het voor dit artikel gekozen uitgangspunt, dat van kunsthistorische aard is. Tot nu toe zijn steeds alleen de architectonisch vermeldenswaardige kerkgebouwen opgenomen. Terwille van de volledigheid laten we, zij het zeer kort, hier nog elf bij gereformeerden in gebruik zijnde kerkgebouwen volgen: Zaandam: Nederlands gereformeerde kerk, Botenmakersstraat 114. Oorspronkelijk een nederlands-hervormde kerk, sinds 1952 gereformeerd zaalkerkje met twee gaanderijen uit 1906, waarin een oud, uit 1786 daterend orgel, gebouwd door Flaes.
Christelijk gereformeerde kerk. Herengracht 106. Zaalkerk, daterend uit 1893. Gereformeerde gemeente, Langestraat 6567. Een kerk in twee voormalige woonhuizen, die in 1938-’39 ingrijpend werden verbouwd tot zaalkerkje.
Koog: ‘Pro Rege', Wilhelminastraat 4. Zaalkerk met stenen voorgevel, voor een deel in zelfwerkzaamheid door de gelovigen gebouwd (1950-’59). De kerk verving een noodgebouw, dat curieus detail was opgetrokken met de stenen van de oorlogs-gaarkeuken uit Zaandam.
Wormerveer: Nederlands-gereformeerde kerk Zaanstreek-Centrum, Transvaalstraat. Voormalig café (ook in gebruik geweest als papierpakhuis en aardappelhandel) dat in de jaren '50 door de eigen leden werd verbouwd tot een zaalkerkje. Het is een sober stenen pand zonder toren.
‘Rehoboth’, Zaanweg 5. Nederlandse hervormde evangelisatie op gereformeerde grondslag. Het gebouw is een 18e-eeuws woonhuis (half van steen, half van hout) en is in de jaren ’30 verbouwd tot kleine zaalkerk. Eind jaren ’70 is het nogmaals verbouwd.
De oude hervormde kerk aan het Noordeinde (zie: 2.1.) is thans in gebruik bij de nederlands hervormde gereformeerde federatie ‘Samen op weg’. Wormer: Kruiskerk, Robstraat 31. De naam is wat verwarrend, want het is een moderne zaalkerk, die beginjaren ’50 werd gebouwd. De kerkzaal kan door een schuifwand worden vergroot met een achterliggende vergaderzaal. Achter de kerk staat een klokkenloos bronzen torentje.
Krommenie: Gereformeerde vrijgemaakte kerk, Noorderhoofdstraat 65. Een voormalig herenhuis, waarin sinds 1972 wordt gekerkt. Het kerkje is ingericht op de beneden verdieping; de bovenste verdieping is woonhuis van de koster.
Westzaan: Christelijk gereformeerde kerk, J.J. Allanstraat 185. Een in 1907 onder architectuur van J.A. Versteeg geplaatst gebouwtje, dat eerder in gebruik was bij de gereformeerde gemeente, maar in 1957 werd overgenomen door de afgescheiden groepering. In
1986-’87 is de kerk inwendig gerestaureerd.
Gereformeerde gemeente, J.J. Allanstraat 463. Dit is de vroegere Noordervermaning van Westzaan (zie hiervoor bij 3.2.); het houten gedeelte ademt nog steeds de doperse sfeer. De stenen frontpartij is in de 19e eeuw gebouwd. Het vroegere gebouw van de Waterlandse doopsgezinden is in 1965 door de gereformeerde gemeente gekocht. De consistoriekamer is voorzien van een antieke smuiger.
Oostzaan: Nederlands gereformeerde kerk, Kerkbuurt 64. Een sobere zaalkerk, gebouwd in 1886. In 1961 is het gebouw ingrijpend gerestaureerd.
3.5. Gebouwen van hiervoor niet genoemde (kerk-)genootschappen
Ook andere dan de hiervoor genoemde kerkgenootschappen en geloofsgroeperingen hebben in de Zaanstreek gebouwen in gebruik. Sommige daarvan zijn in nieuwbouw gerealiseerd, andere bestaan uit ruimten die oorspronkelijk een andere bestemming hadden maar die door verbouwing geschikt zijn gemaakt voor religieuze samenkomsten. Ze worden hier kort, gerangschikt naar plaats, vermeld. Vanwege hun bouwkundig verdienstelijke of aantrekkelijke vorm mogen hiervan in eerste instantie worden genoemd: de stolpvormige nieuw-apostolische kerk aan de Tjotterlaan in Zaandam (1970) en de kerk van de Nazarener aan het Zuideinde in Koog (1986). Naast in de hier genoemde kerken worden ook regelmatig diensten gehouden in een aantal scholen en in andere gebouwen die in hoofdzaak een ander gebruiksdoel hebben; deze gebouwen zijn buiten deze opsomming gelaten.
Zaandam: Nieuw-apostolische kerk, Tjotterlaan 1. De stolpdakkerk met een vierkante zaal is ontworpen door architect W. van Asperen en gebouwd in 1970. De gemeente hield eerder diensten in enkele verbouwde woonhuizen aan de Langestraat (tot 1951) en de Parkstraat (tot 1970).
Het apostolisch genootschap nam in de jaren ’60 de voormalige doopsgezinde vermaning (de ‘Doofpot’) aan de Oostzijde (nr. 80) in gebruik. Dit gebouw, in 1861 door stadsarchitect ➝ Immink gebouwd, is al eerder genoemd; het bestaat uit een wat plompe achthoekige centraalbouw met een pinakel als bekroning.
De vrije evangelische gemeente verbouwde in 1965 het voormalige badhuis aan de Parkstraat 25 tot kleine zaalkerk met bovenwoning. Dit kerkgenootschap kwam daarvóór in allerlei tijdelijke onderkomens bijeen, te weten aan de Vinkenstraat, in het AJC-gebouwtje aan de Klaas Katerstraat, in café ‘Het Wapen van Zaandam’, in het voormalige belastingkantoor aan de Gedempte Gracht, in een gebouw aan de Reigerstraat en in het gebouw ‘Christelijke Belangen' aan de Botenmakersstraat. Het Leger des Heils heeft een eigen gebouw aan de Tuinierstraat 30-32, waarin een flinke ruimte voor kerkdiensten in gebruik is. Voordien was de organisatie gevestigd aan het Rustenburg; het huidige gebouw is in de jaren ’70 gerealiseerd. De Jehovah’s getuigen hebben sinds 1972 een zogenoemde ‘koninkrijkszaal’ in gebruik in het voormalige woonhuis Westzijde 238, dat daartoe geheel verbouwd is.
In een voormalige school aan het Poelenburg 156 is de moskee van (voornamelijk Turkse) islamieten ‘Sultan Achmet’ ingericht, geopend in 1978. Een tweede, kleine, moskee bevindt zich sinds 1979 op de bovenverdieping van het Islamitisch centrum, Stationsstraat 35.
Koog: De ‘kerk van de Nazarener’, Zuideinde 22-30, in 1986 gebouwde geloofsruimte, deels uit hout en anderdeels in metselwerk opgetrokken, nadat een eerder gebouw door brand verwoest was. In het midden is een kleine toren geplaatst. Het is het enige Zaanse kerkgebouw waarbij aan de gevels hout is verwerkt. Vooral van de Zaanzijde gezien biedt de kerk van de Nazarener een aantrekkelijk uiterlijk.
Zaandijk: Het apostolisch genootschap bouwde in 1964 een moderne zaalkerk aan de Tuinstraat, nadat men eerder (sinds 1920) jarenlang was samengekomen in een verbouwde woning aan het Gorterspad.
Wormerveer: De Zuidmolukse evangelische kerk aan de Cor Bruijnweg is in 1962 gebouwd als kleine zaalkerk. In 1983 is het gebouw vergroot en gerestaureerd.
De vrije evangelische gemeente (zie ook hiervoor bij Zaandam) heeft sinds 1959 een kerkgebouw aan het Hennepad (nr. 3). Sindsdien is deze kerk twee maal verbouwd en vergroot. Voordien werden de diensten gehouden in de school met de bijbel aan de Wandelweg, in een woonhuis en in een omgebouwd pakhuis aan de Oranjestraat. Krommenie: Een voormalige r.k. school aan de Jan van Beaumontstraat (nr. 13) is in 1985 door de baptisten-gemeente inwendig verbouwd tot zaalkerk. Daartoe is een aantal binnenmuren gesloopt. Uiterlijk bleef het karakter van schoolgebouw bestaan. Van 1970 tot 1985 kerkten de baptisten in het gebouwtje van een muziekvereniging aan het Spinderspad.
De Jehovah’s getuigen hebben een koninkrijkszaal in een voormalige instructie-ruimte van Forbo, Padlaan 2 Dit was oorspronkelijk een woonhuis (19e-eeuws).
De Turks-islamitische vereniging en het Turks-islamitisch comité hebben beide een moskee in Krommenie, respectievelijk aan de Kervelstraat (nr. 40) en aan de Paardebloemweg (nr. 21). Dit laatste gebouw wordt bezocht door Islamitische fundamentalisten uit de gehele Zaanstreek.
Carla Rogge Ger Jan Onrust (aanvullingen).
Literatuur (o.a.):
S. de Jong en J. Schipper Jr., Gebouwd in de Zaanstreek, Wormerveer 1987; H Janse, Stads- en dorpskerken in Noord-Holland. Zaltbommel 1959; G. Oosterbaan, De kerk in het midden, z.p. 1981; J.J.F.W. van Agt, De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst deel VIII, den Haag 1953; G. van der Mey, De Bullekerk, Zaandam z.j.; N.
Heermans e.a., Wandelen door Westzaan, Westzaan 1982; De Paaskerk, Zaandam 1959; Oostzijderkerk Zaandam, z.j., J P. Woudt, Raike Ommetjes in Zaanstad, Zaanstad 1985; W. Jonker, Driehonderd jaar doopsgezinden in ‘Het Nieuwe Huys’, Zaandam 1987; S. de Jong, De Fnes-doopsgezinde vermaning in Westzaan, in: Bulletin van de stichting Oudhollandse kerken nr. 6, 1978; T.P. Groot-Walig en A. Doorakkers, Gemeente en vermaning, Krommenie 1963; S. Honig, 300 jaar doopsgezinde vermaning in Koog en Zaandijk, z.p., z.j.; A. van Braam e.a., De Koog en de kerk, 1686-1986, Koog en Zaandijk 1986; Wie waar wat in Zaanstad, 1989.