➝ Loosjes schreef in ‘De Zaanlandsche Dorpen’ al over 18e-eeuws ijsvermaak in de Zaanstreek. Hij noemde niet alleen het ➝ schaatsen, maar ook het arren en
******
Over ijsvermaak in de Zaanstreek is door zowel G. ➝ Pekelharing als P. ➝ Boorsma in Zaans dialect geschreven. Twee korte citaten: (Pekelharing) ‘Leg eris an! leg eris an!, 'k heb hete melk en kouwe Jan, ’k heb koek en drank, goddank, ’k heb regeltjes zo dik als tegeltjes! Zo sting Louw de zeedsjouwer, die in de winter niet veul te verdienen had, te schreeuwen bij zen marketent op de Zaan, zowet op de Gortershoek op Zaandijk. Hij had een paar ouwe gonjes los'etarnd, die an twee stokken espijkerd en zo in het ijs ezet om ’n louwersie te hebben teugen et scharpe ostenwindje.’ (Boorsma) ‘Aisfeeste op de Zaan, ’s eves ehouwe, wazze d’r van vroeger ok veul meer as teugeswoordeg. Dat beurde meestal bal lichte maan en de bane wiere den veerders op’eloisterd mit lampions en fakkels, en somwaile mit brandende teertonne. Dat was een prachteg toverachteg gezicht, al die verklede mense, mit grimme voor, in dat lichtskainsel te zien zwiere’.
Voor het vervoer van graan en zaden was de bodem van de schepen belegd met matten. Het Zaanse woord matschudding betekent ‘afval’, er werd het zaad mee aangeduid dat na de lossing tussen en onder de matten was achtergebleven. Dit afval werd dikwijls door de schippers verhandeld. Overigens kent het Zaans ook de uitdrukking matschudding maken, in de zin van ‘drukte maken’, of ‘ruzie zoeken om niets’.
*******************************************
het gebruik van ➝ ijsschuitjes, die ‘met onverbeeldlijk snelle vaart over de gladde oppervlakte zeilen’. Vooral het schaatsrijden roemt hij als ‘een der oudste Wintervermaaken van onzen Landzaat, den Zaankanters bij uitstek eigen’. En verder: ‘De Zaan, het middelpunt der Dorpen, is naauwlijks zo veel toegevroozen, dat zij den last der vluggen Schaatsryders kan draagen, of dezelve krielt van Menschen: en, bij strenge Winters, van Paardesleeden en Arren, bovenal wanneer een uitgeloofde Zilveren of Gouden Zweep niet zelden een gevaarlijks feestdag oplevert.’ Opvallend veel wordt er door latere auteurs op gewezen dat op het ijs alle rangen en standen wegvielen. Dat gold overigens niet bij het arren. De met een paard bespannen arresleden waren aan de rijkere stand voorbehouden. Zij kwamen lang niet elke winter op het ijs, daarvoor diende er letterlijk ‘peerde-ais’ te zijn.
Wat het schaatsen betreft: vele Zaankanters
*********
Zaadhandel. Gezien het grote aantal olie- en pelmolens en bedrijfstakken zoals stijfselmakerij en beschuitbakkerij, wekt het geen verwondering dat ook de handel in zaden (bijvoorbeeld kool-, lijn-, maan- en mosterdzaad, gerst, tarwe, mais, hennepzaad, sla- en komkommerzaad, ‘canarijzaad’ en grote en kleine noten) tot bloei kwam. Vele Zaanse kooplieden hebben zich hiermee, geslachten achtereen, bezig gehouden. Een groot aantal pakhuizen in de streek was bestemd voor de opslag van zaden; voor het vervoer ervan was de bodem van de schepen belegd met matten (zie de margetekst).
Het is niet doenlijk alle graan- en zaadhandelaren op te sommen. Zij importeerden uit vele landen en handelden daartoe op de beurs in Amsterdam. In 1849 werd echter, om de handel te stimuleren, in Zaandam een eigen korenbeurs geopend, waar behalve alle graan- en zaadsoorten ook boter, kaas en zelfs vee kon worden aangeboden. Deze beurs was aanvankelijk een groot succes, maar werd niettemin in 1870 gesloten. Ook Wormerveer had een aantal jaren een graan- en zaadmarkt.
De aanvoer van granen en zaden naar de Zaanstreek was omvangrijk. Zo werden in het Koger Polder Kanaal (zie: ➝ Kanaal- en Zaanverbindingmaatschappij) in 1877
200.000 balen rijst en minstens 5000 last (van 3000 liter) lijnzaad overgeslagen. In volgende jaren steeg vooral de rijstaanvoer naar de haven in Zaandam, tot een hoogtepunt in 1908 van bijna 1.267.000 balen.
Zie ook: ➝ Economische geschiedenis 2.6.3.