Arbeiders die bij de ontginning van een veen een nieuw kanaal groeven. Een nieuwe wijkgraver werd ‘bevestigd’.
Hierbij werd een kerkdienst nagebootst. In een vierkante veenklomp werden kuiltjes gedrukt en met wit zand lijnen gestrooid. Het geheel moest een opengeslagen bijbel voorstellen. Uit de wijkgravers werden een dominee en een meester gekozen. De meester las een parodie op een bijbelpassage voor. Hierna volgde de preek, die inhield dat de nieuwkomer het voorbeeld moest volgen van de oudere wijkgravers.
Hij moest z’n werk slecht doen. Dan immers moest er te zijner tijd een nieuwe wijk worden gegraven. Dat verschafte werk. De communie (gemeente) zong tijdens de dienst uit Swienpoten 13 en Wien Neerlands bloed of Stadskanaal, die grote veenkolonie. De vervener werden de voeten geveegd (voeten vegen) en ook hij werd, zij het iets plechtiger, bevestigd.Lit.: Ter Laan, Volksleven II, 202-203; W.H. van der Ploeg, Twee eeuwen Stadskanaal (’s-Gravenhage 1977).