(Noordhorn 1863 - Groningen 1945)
Vader van de dichter Hendrik de Vries. Zeer productief en tegelijk wat verborgen gebleven taalkundige, de eerste die op een Gronings dialect promoveerde, te weten het vocalisme van het Gronings van zijn geboorteplaats Noordhorn (1895).
Werd na zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde in Groningen leraar in Maastricht en daarna van 1896-1923 in Groningen. Na zijn ontslag om gezondheidsredenen, wijdde De Vries zich geheel aan de volle breedte van de taalwetenschap. Kreeg daarvoor in 1939 de prijs van meesterschap van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde.
Zijn aantekeningen van het Gronings stelde hij ter beschikking van Ter Laan, die er uitvoerig gebruik van maakte voor zijn Nieuw Groninger Woordenboek en die hem ‘de onvermoeide medewerker en raadsman van de eerste druk van dit boek’ noemde. Ongepubliceerde etymologische aantekeningen bij Groninger woorden bevinden zich in het Nedersaksisch Instituut van de RUG. In het Leidse Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde verscheen een grote reeks artikelen van hem hierover.
Tijdens zijn leraarsperiode in Groningen (aan wat nu het Praediniusgymnasium heet) schreef hij enkele malen over syntactische kwesties en eenmaal over woordvorming in het programmaboekje van de school. Ook daarin toont hij zich, om met Kruyskamp te spreken, een pionier in de inductieve taalkunde, maar geen gids, want ‘de paden die hij gehakt heeft in het dichtste struikgewas van de taalverschijnselen heeft hij onbekommerd achter zich laten dichtgroeien’. Zijn stijl was ontoegankelijk en bijna beknopt.
In 1972 gaf C. Kruyskamp De Vries’ Iets over woordvorming opnieuw uit, van een wat helderder structuur en enkele registers voorzien. Het betreft een ‘goudmijn’ voor de morfologie, waaronder die van het Gronings en verwante dialecten. Veel voorbeelden daarin zijn ontleend aan de naamkunde, het terrein waar De Vries vooral in het laatste deel van zijn leven nadrukkelijk mee bezig geweest is. In Nomina Geographica Neerlandica publiceerde hij daarover een reeks van artikelen. G.S. Overdiep bezorgde in 1945 een beperkte studie over de Drentse en in 1946 een groter werk over de Groninger plaatsnamen voor de druk.
[Reker].