Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Tuuk, van der

betekenis & definitie

Groninger familie, waarvan we de oudste generaties rond 1700 te Appingedam vinden. Zij waren kooplieden.

Lambertus van der Tuuk (1653-1734) was koopman in granen, burgemeester, kerkvoogd en organist. Hij is de stamvader van drie familietakken die samen in de 18de en 19de eeuw een opmerkelijk aantal predikanten hebben voortgebracht.De oudste zoon Nicolaus van der Tuuk (1679-1749), predikant te Bierum, Leermens en 't Zandt, is stamvader van zowel een aantal predikanten als een Noord-Groninger boerenfamilie (tweede helft 18de-begin 19de eeuw). Van de tweede zoon Jan van der Tuuk (1683-1729), brouwer in Appingedam, is het andere boerengeslacht Van der Tuuk afkomstig (omgeving Baflo) en wel van diens zoon Hermannus van der Tuuk (1722-1808), predikant in Mensingeweer en Maarslag.

Lit.: Duinkerken, Sinds de Reductie; P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems I ('s-Gravenhage 1951).

< >