Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Swinderen, van

betekenis & definitie

Regentenfamilie; de stamvader Jacob van Swinderen vestigde zich vanuit Zutphen als tingieter in Groningen. Zijn zoon Johan van Swinderen (1627-1670) was jurist en werd gezworene.

Pas diens kleinzoon Wicher van Swinderen (1688-1764) gelukte de instap in het raadscircuit - zijn moeder was een Wichers, zijn vrouw een Trip. Hij was stadssecretaris, ambtman van het Gorecht, raadsheer sinds 1730, later burgemeester (1756). Intussen was hij drost van beide Oldambten geweest (1749). Het maatschappelijk succes van de Van Swinderens in de volgende periode hangt voor een belangrijk gedeelte samen met drie huwelijken met meisjes von Rehden, uit een ambtenarengeslacht te Leer, dat in 1786 door de Pruisische koning werd geadeld.Van Wicher van Swinderen stammen drie hoofdlinies af. De belangrijkste begint met Wicher II van Swinderen (1745-1821), gezworene, lid van het stadsbestuur (1795), later raadsheer en wethouder (tot 1811). In 1814 lid van de Vergadering van Notabelen. Uit zijn eerste huwelijk met Octavia Cornelia Susanna van Rehden (1756-1777) stamt Oncko van Swinderen (1775-1850), een jurist die eerst secretaris van de jurisdictie van het Westerkwartier (1803), later inspecteur van de middelen te lande en de belastingen van respectievelijk de departementen Groningen en Westereems was. In 1812 werd hij tevens lid van de Departementale Raad, later (1813-1843) directeur der belastingen in Groningen en Drenthe, statenlid, lid en voorzitter van de Tweede Kamer (1831-1840), daarna lid Eerste Kamer (1840-1848). In 1817 werd hij in de adelstand verheven.

Oncko van Swinderen is de stamvader van de takken Gaasterland en Rensuma, welke borg hij in 1829 kocht. In Gaasterland had hij grote goederen geërfd via zijn grootmoeder van moederszijde, Dodonea Helena van Wyckel, de derde vrouw van Oncko van Rehden (1709-1776). De zoon Jhr. Wicher (III) van Swinderen (1802-1836) was grietman van Gaasterland en Wonseradeel. Hij werd in Gaasterland opgevolgd door zijn broer Jhr. Gerard Regnier Gerlacius van Swinderen (1804-1879), wiens familie tot de rijkste van Nederland behoorde.

Hun broer Jhr. Theodorus van Swinderen (1815-1861) erfde Rensuma en was burgemeester van Uithuizermeeden. Na zijn dood kwam Rensuma aan een andere broer, Jhr. Oncko Quirijn Jacob Johan van Swinderen (1812-1870), in wiens familie het huis tot 1974 bleef. Zij heeft er niet meer gewoond. Oncko Quirijns zoon Jhr. Petrus Johannes van Swinderen (1842-1911) was onder andere Commissaris der Koningin in Drenthe (1888-1904) en vice-president van de Raad van State.

Uit het tweede huwelijk van Wicher II stamt Theodorus van Swinderen (1784-1851). Hoewel met een barones getrouwd, werd hij niet in de adel verheven. Hij studeerde in Groningen wis- en natuurkunde, letteren en rechten en promoveerde in alle drie faculteiten. Hij was hoogleraar natuurlijke historie (1814), maar werd het meest bekend als schoolopziener (1807-1851) en was in die functie de stuwende factor bij de onderwijsvernieuwingen in het begin van de 19de eeuw. Hij richtte diverse instellingen op maatschappelijk en cultureel gebied op.

Van een broer van Wicher II, Albert Hendrik van Swinderen (1732-1802), stamt de tweede, eveneens geadelde linie. Hij behoort nog geheel tot de tijd van de Republiek: was gezworene, raadsheer en ten slotte burgemeester (1789). Van zijn vrouw Johanna de Marees (1736-1766) kwam Allersma te Ezinge. Hun zoon Jhr. Reneke de Marees van Swinderen (1764-1848), was jurist, gezworene (1791) en eigenerfde landdagcomparant. In de Bataafs-Franse tijd was hij lid van de Departementale Raad van Groningen, na 1814 werd hij lid van Provinciale Staten, later gedeputeerde.

Allersma vererfde op zijn kleinzoon Jhr. Reneke Meiard Adriaan de Marees van Swinderen (1823-1899), notaris in Ezinge, waar hij ook woonde.

De derde zoon van Wicher I, Abraham Quevellerius van Swinderen (1736-1808), was jurist en onder andere lid van de Hoge Justitiekamer, later van het Provinciaal Gerechtshof. Hij was getrouwd met Gesina van Rehden (17421815), een halfzuster van de vrouw van zijn broer Wicher II. Hij kocht Zorgwijk onder Noorddijk, waar ook hun zoon Oncko van Rehden van Swinderen (1773-1851) woonde. Deze was maire van Noorddijk, later lid van Provinciale Staten. Zelf was hij met een tantezegster van zijn moeder getrouwd, Wilhelmina Caroline Ferdinanda van Rehden. Hij werd niet in de adelstand verheven.

De familie Van Swinderen had via de Van Rehdens grote belangen in Oost-Friesland (Dld.). Oncko van Swinderen kocht (1809, 1812) veel grond in het Oost-Friese Reiderland en richtte een belangengroep voor grondeigenaren op.

[Feenstra]

Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen; Y. Kuiper, Adel in Friesland 1780-1880 (Groningen 1993); NNBW II, 1410; IX, 1092; X, 1009; P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems (’s-Gravenhage 1951-1955).

< >