(Loppersum 1919)
Tekenaar. Werkte als bouwkundige onder meer bij Rijkswaterstaat. In de oorlog werd hij hulpopzichter bij de gemeente Stadskanaal. Na een verdere studie architectuur werd hij er adjunct-directeur en hoofd Bouwkunde, tot hij in 1971 door een ongeval invalide werd. Sindsdien legde hij zich toe op het tekenen, met name van panden, dorpsgezichten en landschappen.
Van augustus 1985 tot en met september 1996 verscheen in vrijwel elk nummer van het tijdschrift Toal en Taiken een tekening van hem onder de titel ‘Taikens van taikens’, voorzien van een persoonlijke toelichting. De Stichting ’t Grunneger Bouk bundelde er een serie van in de uitgave Taikens van taikens: karakteristieke Groninger landschappen en dorpsgezichten; taikend en beschreven deur E. Stamhuis (1989). In hetzelfde jaar verscheen het laatste deel van de vijfdelige inventarisatie Registratie cultuurhistorisch waardevolle objecten, dat hij samen met E. Degenhardt Drenth samenstelde over waardevolle panden in het Oldambt, de Veenkoloniën en Westerwolde. Verder illustreerde hij enkele, meest historisch getinte, boeken.