Afval van de Groninger straten, werd opgeslagen op de ‘dreckstecken’ buiten de Krane- en Oosterpoort. Het was uitermate geschikt om van afgegraven venen vruchtbare landbouwgrond te maken.
Het stadsbestuur dwong de huurders van de stadsvenen uitsluitend Groninger stadsdrek te gebruiken; met de drekschuiten kwam turf naar de stad terug. Tot in de 19de eeuw bleef het voor de stad zeer winstgevende systeem in gebruik. Aan de eeuwenlange bemesting met stadsdrek herinneren nog de scherven, pijpenkopjes etc. op het land.