Volksverhalen, sagen, over spokerij, naloop, waren en zijn er nog legio in Groningen. Aangrijpende gebeurtenissen in het verleden, zoals het optreden van Rudolf de Mepsche (de Faanbrand) of de slag op het Norritsveld (1581), herhalen zich op de jaardagen, mythische koningen uit een ver verleden, zoals koning Aesbold die op een wit paard in Westerwolde tot de strijd oproept (Keungk Aesbold / Lig begroaven in Böhmerwold / In n kiste van gold), vertonen zich nog, bijzondere plaatsen zijn ‘bespookt’ (het huis van Sichterman bijv., waarin een Bengaalse prinses rondwaart) en gewone stervelingen kunnen om velerlei redenen op allerlei plaatsen en in allerlei vormen (zonder hoofd bijv.) na hun dood het nageslacht plagen.
Omdat ze gruwelijke misdaden begaan hebben, die niet bestraft zijn (de zwaardman van Stenhoesheerd bijv.), omdat ze een schuld niet hebben ingelost, om er voor te zorgen dat hun nakomelingen doen wat ze moeten doen, om deze te waarschuwen voor komende gevaren, omdat hun te kort is gedaan (bijv. geen goed doodshemd is gegeven) of omdat zij hun leven niet voltooid hebben zoals verwacht mocht worden, bijv. omdat ze zelf slachtoffer van een misdrijf geworden zijn of zelfmoord gepleegd hebben. Zo spookt bij Zoutkamp een zeeman die men heeft laten verdrinken om te kunnen jutten. Bijzondere spoken zijn de wilde jager die in de kersttijd op een schimmel met zijn honden door de lucht vliegt en de vurige landmeter (glende keerl; vuurman). Spoken kunnen verlost worden door voor hen te doen wat ze bij het leven nagelaten hebben, maar men mag ze nooit een hand geven, want die verbrandt dan. Daarom is het beter ze een zakdoek of bezemsteel toe te steken. Katholieke geestelijken en duivelbanners kunnen kwaadaardige spoken bannen, in een water (het Schildmeer bijv.) dat zij dan met een bodemloos vat moeten leegscheppen, maar gebannen spoken komen ook elk jaar weer een hanentree dichterbij. Tussen twaalf en een uur in de nacht van oudejaarsavond op nieuwjaarsdag is er in de kerk een dienst voor de spoken van hen die het afgelopen jaar overleden zijn.Vaak is de grens tussen spoken en demonen, geesten, niet erg duidelijk. Ook de duivel, kinderschrikken als de beuzebelder, witte juffers en "'zwarte juffers bijv. worden vaak tot de spokerij gerekend. Hetzelfde geldt voor de talloze spookdieren die op bestaande dieren lijken maar toch vaak anders zijn, groter, kleiner, ruiger, onvolmaakt e.d., of van vorm kunnen veranderen (groter, kleiner worden): (witte) spookhazen (te schieten met zilveren kogels), (zwarte) spook-, hel- of polderhonden met ogen als theeschoteltjes (hornes, smakhak, stommelsteert, stommel diksteert, e.d.; verg. ook plaagbeesten), paarden en (witte) veulens (zonder kop), koeien en kalveren (zonder kop of met een ketting aan de achterpoot), varkens, bokken, enz. Soms trekken ze een (vurige) spookwagen of -koets, die nu eens gezien, dan weer alleen maar gehoord wordt. Spokerij is wel vaker onzichtbaar, alleen maar hoorbaar: onzichtbare spoken openen deuren, werpen met voorwerpen, enz. Soms spoken ook alleen maar delen van een lichaam; uit de Kromme Kolk bij Diepswal bijv. steken soms tien bloederige vingers omhoog.
Zie ook Abbas, spinwijf.
[Van der Kooi]
Lit.: Teenstra, Volksverhalen, Verscheidenheden; Huizenga-Onnekes, Volksverhalen, Heksen; Ter Laan, Overleveringen, Volksleven.