Voorgeweekte en daarna geroosterde veld- of paardebonen. Het roosteren vond plaats in een ijzeren pan, mol genaamd.
Bij bakkers en kruideniers, voornamelijk in de stad, werden ze tot aan WOII als lekkernij verkocht. De stad-Groningers dragen daarom de schimpnaam Mol(le)bonen. Met een daarvoor ingerichte bonenzaaikar werden de bonen op rijtjes gezaaid.Lit.: D. van der Heide, De taal van oud gereedschap (Bedum 1994).