Gron.: Loppersom.
1. Gemeente in het N.O. van de provincie Groningen ten W. van Appingedam en Delfzijl en ten N. van het Eemskanaal; opp. 110,73 km2 met 11.040 inwoners (1998). Bij de gemeentelijke herindeling van 1990 werd zij uitgebreid met die van ’t Zandt, Stedum en Middelstum. Tegenwoordig omvat zij de volgende dorpen en gehuchten: a. in de voormalige gemeente Loppersum: Loppersum, Garrelsweer, Wirdum, Eekwerd, Eekwerderdraai, Enzelens, Hoeksmeer, Merum, Winneweer (deels) en Wirdumerdraai;
b. in de voormalige gemeente ’t Zandt; ’t Zandt, Eenum, Leermens, Oosterwijtwerd, Zeerijp, Zijldijk, 't Honderd, Kolhol, Korendijk, Lutjerijp;
c. in de voormalige gemeente Stedum: Stedum, Garsthuizen, Westeremden, Dijkum, Krangeweer, Lutjewijtwerd, Vierburen, De Weer;
d. in de voormalige gemeente Middelstum: Middelstum, Huizinge, Toornwerd, Westerwijtwerd, Ander(e)wereld, Engeweer, Fraamklap, Oosterburen, De Palen en Ro(o)deschool.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1998 was de uitslag: PVDA 29,6%, CDA 26,2%, Gemeentebelangen 13,1%, GPV/RPF 13,0%, VVD 8,4%, Groen Links 7,4% en D66 2,3%. De vijftien raadszetels werden als volgt verdeeld: PVDA vijf, CDA vier, Gemeentebelangen twee, GPV/RPF twee, VVD één en Groen Links één. Het gemeentebestuur zetelt in Loppersum.
2. Wierdedorp ten W. van Appingedam en Delfzijl, hoofdplaats van de gelijknamige gemeente; gelegen aan de Loppersumer Wijmers en aan de spoorlijn Groningen-Delfzijl, met een station. Vanuit Stedum en Zeerijp loopt een Lopsterweg naar Loppersum. Een deel van Loppersum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Het dorp ontstond in de vroege Middeleeuwen als handelswierde bij de ten W. ervan gelegen stroom de Fivel. Ten behoeve van de bouw van een kerk werd de wierde omstreeks 800 aan de noordzijde uitgebreid. Aan het eind van de Middeleeuwen werd de ten Z. van dorp gegraven Loppersumer Wijmers de belangrijkste handelsweg.
Loppersum was de hoofdplaats van een proostdij die het W. van Fivelingo besloeg. Schildwolde behoorde tot Loppersum, Helium tot de proostdij Farmsum. Bij Loppersum hoorden 26 kerspelen. Bewaard is de Loppersummer seendbrief van 1424 (seendrecht). In het dekenaat Loppersum waren zeven dorpen vrij van de proost: Loppersum zelf, Zeerijp, Leermens, ’t Zandt, Eenum, Wirdum en Garrelsweer; zij stonden rechtstreeks onder de bisschop van Münster. Dit werd bevestigd bij het Indultum (de Vrijbrief) van 1562.
Na de Reductie (1594) werd in deze dorpen de kerkelijke tucht gehandhaafd door de predikanten en kerkvoogden, de seendheren. Zij moesten toezien op overtredingen van huwelijksrecht, op schending van vrede op seenddagen, zon- en feestdagen, op het schouwen van wegen, paden en vonders en op maten en gewichten. Hun laatste vergadering was in 1824. De proostdijen kwamen al vroeg in het bezit van wereldlijke heren. Zo behoorde in 1434 de halve proostdij van Loppersum aan de onmondige zoon van Focke Ukena.
In de kroniek van het klooster Bloemhof verhaalt Emo dat de kerk van Loppersum in 1217 verbrandde. Van de vervolgens herbouwde, aan St.-Petrus en St.-Paulus gewijde kerk is in de noordmuur van het schip nog een stuk bewaard gebleven: ten dele opnieuw gebruikte tufsteen, ten dele baksteen. In het derde kwart van de 13de eeuw is het schip verhoogd en werd het koor door een dwarsschip en een nieuw koor vervangen. De bouw van de toren volgde in de tweede helft van de 14de eeuw. Het tegenwoordige koor met zijkapellen kwam in de periode 1481-1490 tot stand. Tussen 1520 en 1530 is de smalle zuidelijke zijbeuk toegevoegd.
De kerk is rijk aan gewelfschilderingen uit de 15de en 16de eeuw. In de Mariakapel aan de noordzijde van het koor zijn scènes uit het leven van Maria uitgebeeld. De preekstoel stamt uit het eind van de 17de eeuw, een herenbank uit 1775. Het orgel dateert in oorsprong uit 1562; A.A. Hinsz (1735) en H.H. Freytag (1803) plaatsten een nieuw binnenwerk in resp. het hoofdwerk en rugwerk.
Ook P. van Oeckelen (1864-1865) en J. en K. Doornbos (1905 en volgende jaren) brachten wijzigingen van betekenis aan. In 1962-1963 is een in veel opzichten ongelukkige restauratie uitgevoerd, waarbij ook een deel van het snijwerk (o.a. van C. Struiwig) geen plaats meer aan de orgelkas behield. De kerk bezit veel grafzerken, deels in de vloer, deels tegen de wand opgesteld. In de toren hangt een klok ter ere van de HH. Petrus en Paulus, in 1397 door Albertus gegoten.
Vroeger stonden hier o.a. de "'borgen Aylkema, gesloopt in de 18de eeuw, en Duirsum (Den Ham), afgebroken rond 1727. Veel woonhuizen in Loppersum, alsmede Hotel Spoorzicht zijn gebouwd naar ontwerp van O. de Leeuw Wieland. Korenmolen ‘De Stormvogel’ is een achtkante bovenkruier uit 1849.
In de Middeleeuwen Loppesheim, Loppishem, Loppeshem, Lopsen, Lopsum en Lopessum, daarna Loppersum. Betekenis: heem, woonplaats van Loppe (mansnaam).
Schimpnamen voor de inwoners: Boeskolen en Stront (je) goud.
Lit: Loppersum, gemeente Loppersum; toelichting bij het besluit tot aanwijzing van de Kom van Loppersum als beschermd dorpsgezicht (Zeist 1987); Fotoboek: Loppersum, Garrelsweer, Wirdum (Bedum i984);G.A. Brongers en W. Koops (red.), Bijdragen tot de kennis van de gemeente Loppersum (Groningen 1981); I. Hamming, Loppersum in oude ansichten (Zaltbommel 1972-1974); C.A. Chavannes-Mazel en C. van Tuyll van Serooskerken, 'De gewelfschilderingen van de Mariakapel te Loppersum’, Publicaties Stichting Oude Groninger Kerken nr. 8 (1972) 121152; E. van Ophuysen, Chronik von Loppersum (Loppersum 1966); De Nederlands Hervormde Kerk te Loppersum (z.p. 1963); J E. Munting en G.A.
Brouwers, Bijdragen tot de kennis van de gemeente Loppersum (Uithuizen 1960); I. Hamming, ‘Loppersum omstreeks 1730’, GVA 1956, 55-67; W.J. Berghuis, Schets van het ontstaan en de ontwikkeling der gemeente Loppersum (z.p. 1925).