Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Johannieters

betekenis & definitie

Geestelijke ridderorde. Ontstond in 1099 na de verovering van Jeruzalem bij een reeds eerder bestaand hospitaal ter verzorging van zieken (pauselijke erkenning in 1154).

De verdediging van het Heilige Land werd deel van de taak van de ridders die in de orde opgenomen werden. Na het verlies van Jeruzalem in 1189 verplaatste de orde haar zetel naar Akkon, in 1309 naar Rhodos en ten slotte naar Malta (1522). Gezien de mobiliteit die vereist was werd de regel van Augustinus gevolgd. De leiding van de orde berustte bij de grootmeester en het generaal-kapittel. De johannieter orde was exempt, d.w.z. dat zij rechtstreeks onder de paus viel.De orde was territoriaal verdeeld in tongen (provincies), deze weer in groot-prioraten die bestonden uit balijen onder leiding van een balijer. De basiseenheid was de commanderij onder de commandeur (beheerder). De Groninger commanderijen stonden onder de balijer van Westfalen die commandeur van Steinfurt was. De Friese commanderijen probeerden zich zo zelfstandig mogelijk ten opzichte van de balijer te maken, aan wie een jaarlijks bedrag, de respons, moest worden betaald. De commandeur van Steinfurt kocht in 1284 goederen uit het bezit van het klooster Werden van de bisschop van Münster, o.a. te Winsum. Kapittelvergaderingen en visitaties vonden op alle niveaus plaats.

De stichters en stichtingsdata van de Groninger kloosters zijn niet bekend. Hier waren de volgende johannieter kloosters: Warffum, Oosterwierum, Wijtwerd, Goldhoom en Oosterwijtwerd. Het waren in de meeste gevallen zusterkloosters onder leiding van een priester-commandeur. Na de Reductie (1594) werden de johannieter kloosters niet direct opgeheven, maar kregen zij, omdat zij behoorden tot de Souvereine Orde van de Johannieters, een voorkeursbehandeling.

[Bakker]

Lit: J.M. van Winter (red.), Sources concerning the hospitallers of St.John in the Netherlands, 14th-18th centuries. Studies in the History of Christian Thought 80 (Leiden 1998); E. Wiersum, ‘De bezittingen van de drie Groningsche commanderijen in het laatst van de zestiende eeuw', Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap 45 (1924) 1-31; E. Wiersum en A. Ie Cosquino de Bussy (red.), ‘Visitatieverslagen van de johanniterkloosters in Nederland (1495, 1540, 1594)'. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap 48 (1927) 146-340; E.

Schöningh, Der Johanniterorden in Ostfriesland. Abhandlungen und Vorträge zur Geschichte Ostfrieslands 54 (Aurich 1973); G.F. Noordhuis, De johannieters in Stad en Lande. Geschiedenis van de johannieters in de provincie Groningen (13de-17de eeuw) (Warffum 1990).

< >