(Groningen 1866 - Santpoort 1934)
Kunstschilder, tekenaar. Zoon van Hindrik van Houten, houthandelaar en amateurtekenaar, broer van Alida, oomzegger van Sientje en neef van Barbara Elisabeth van Houten. Leerling van Academie Minerva (tijdens lagere schooltijd en 1879-1882, 1884) en van de Academie van Beeldende Kunsten in ’s-Gravenhage (1884-1885). Hij exposeerde enkele malen op tentoonstellingen bij Pictura en leek aanvankelijk zeer talentrijk en veelbelovend als kunstenaar. In 1886 openbaarden zich de eerste verschijnselen van zijn geestesziekte. In 1892 volgde een opname in een psychiatrische inrichting in Santpoort, waar hij tot zijn dood verbleef.
Van Houten werkte in deze periode nagenoeg niet meer. Schilderde en tekende stadsgezichten, landschappen, stillevens en enkele portretten.
Het bewaard gebleven oeuvre is ondergebracht in de in 1945 opgerichte Gerrit van Houten Stichting. In 1947 vond er een tentoonstelling plaats bij Pictura, in 1957 in het Groninger Museum en in 1965 in het Singer Museum te Laren.
Tonnus Oosterhoff liet zich in zijn roman Het dikke hart (1994) inspireren door het leven van Gerrit van Houten.
Lit.: P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880 (’s-Gravenhage 1981) 229-230; I.G.R. KoopsStange (red.), Cerril van Houten 1866-1954 (Groningen 1991).