Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Hinsz, albertus antoni

betekenis & definitie

(Hamburg 1704 - Groningen 1785)

Orgelmaker. Waarschijnlijk had hij al in Hamburg het vak geleerd. Hij vestigde zich in 1728 als orgelmaker in Groningen en bouwde in 1731 zijn eerste nieuwe orgel te Zandeweer. Huwde een jaar later Anna Maria Debberts, de weduwe van F.C. Schnitger, waarna diens werkplaats te Zwolle werd opgenomen in die van Hinsz te Groningen. Hinsz was gedurende een groot deel van de 18de eeuw de toonaangevende orgelmaker in Groningen, Friesland en Overijssel en hij had ook daarbuiten een grote naam.

Hij bouwde enerzijds voort op de orgelstijl van Arp Schnitger, maar bracht ook nieuwe elementen: zo kregen zijn instrumenten vanaf 1751 als toonhoogte de zgn. kamertoon en werd vanaf omstreeks 1770 (waarschijnlijk op instigatie van J.W. Lustig) een gelijkzwevende stemming toegepast. Zijn grootste orgel bouwde Hinsz in de Bovenkerk te Kampen (1742). Belangrijkste instrumenten in Groningen; Leens (1734), Appingedam (1744), Meeden (1751), Midwolda (1772) en Uithuizermeeden (1785). Een goed bewaard huisorgel staat tegenwoordig in het Gelderse Bronkhorst (hervormde kapel). In zijn bedrijf werkten onder anderen zijn stiefzoon Frans Caspar Schnitger jr., H.H.

Freytag, Lambertus van Dam en (vermoedelijk) Albertus van Gruisen. Hinsz werkte de eerste decennia veel samen met de beeldsnijder Caspar Struiwig.

Lit.: W.J. Dorgelo Hzn., Albertus Anthoni Hinsz, orgelmaker (Augustinusga 1985); J. Jongepier (red.), Een konstkundig orgelmaker (Groningen 1994).

< >