(Hamburg 1681 - Amsterdam 1738)
Bankier, eerste jood met Groninger burgerrecht en eerste joods gildenlid. Telg uit een vooraanstaand joods geslacht. Hij was een zoon van Joseph en Elkel Stadhagen. Zijn moeder was een zuster van de dagboekenschrijfster Glückel von Hamel. In 1698 trouwde hij met Judith Goldsmid Cassel en na haar dood hertrouwde hij in 1722 met Leonore Rijtelingen. In 1731 pachtte hij samen met de diaken Aelders de Groninger bank van lening.
In de pachtovereenkomst was Goldsmid toegezegd dat hij binnen de stad vrijelijk de joodse godsdienst mocht uitoefenen. In 1732 richtte hij een deel van de bank van lening, het huidige Concerthuis, in als synagoge. In het contract was tevens overeengekomen dat Goldsmid het burgerrecht en het gildelidmaatschap kon verwerven. In 1737 maakte hij daarvan gebruik en werd broeder van het koopliedengilde. Hiermee was een precedent geschapen en werden meer joden gildelid. Overigens heeft Goldsmid maar korte tijd in de stad Groningen gewoond.
Zijn zaken liet hij hier waarnemen door zijn (schoon)zonen. Uit een vermelding in het overlijdensregister van de Joodse Gemeente Amsterdam weten we dat Mozes Goldsmid de rabbinale titel morenoe harav mocht dragen.
Lit.: G. von Hameln, Denkwürdigkeiten der Glückel von Hameln. A. Feilchenfeld (red.) (Königstein 1980); J. Prijs, Stamboom der familie Goldsmit-Cassel te Amsterdam (1650-1750) (Bazel 1936); E. Schut, De joodse gemeenschap in de stad Groningen 1689-1796 (Assen 1995).