(1843-1928)
Zoon van Johan Herman II Geertsema; was net als zijn vader jurist, werd advocaat, later bankier (fa. Geertsema, Feith & Co), participeerde in de landaanwinning in de Dollard (Johan Kerkhovenpolder) en trad als deskundige op waterstaatsgebied in de voetsporen van zijn vader. Geertsema publiceerde De Zijlvestenijen in de Groninger Ommelanden (1879) en De zeeweringen, waterschappen en polders in de provincie Groningen (1898-1910). De liberaal Geertsema, die zich zou laten kennen als een voortvarend bestuurder, was lid van de Provinciale Staten, Commissaris der Koningin (1892-1917) van Groningen, lid van de Eerste Kamer (1917) en curator van de Groninger Universiteit. De Carel Coenraadpolder is naar hem vernoemd.
Lit.: S. Sybenga, 'Levensbericht van Mr. Dr. C.C. Geertsema 1843-1928’, Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en Levensberichten harer afgestorven medeleden 1928-1929 (1929) 34-37.