Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Ewsum, van

betekenis & definitie

Ommelander adellijk geslacht, vermeld vanaf 1371. Ewe Ewesma, die leefde omstreeks 1400, huwde met Ewert Onsta, dochter van de hoofdeling Onno Onsta te Sauwerd.

Hun erfdochter Menneke Ewesma (gest. na 1472) trouwde met Hidde Tamminga. Hidde en zijn zonen Ewe en Onno noemden zich vervolgens Ewesma. Ewe Ewesma (gest. 1477) huwde met Bawe Ukena en vestigde zich op de borg Dijkhuizen, afkomstig van de familie van zijn vrouw. Dit huwelijk bleef kinderloos. Onno Ewesma (gest. 1489) verbleef omstreeks 1450 in het Heilige Land en Cyprus, en werd daar tot ridder geslagen. Een gedicht naar aanleiding van deze tocht die hij samen met de stad-Groninger Albert Jarges ondernam, is bewaard gebleven.

Hij trouwde met Gela Manninga. In 1485 kocht hij de havezate Mensinge in Roden. Deze vererfde op zijn zoon Relof van Ewsum en kwam na het overlijden van Relofs zoon Onno van Ewsum in 1537 aan diens neven Van Ewsum. Relof en zijn broer Abeke van Ewsum (gest. 1503) waren de belangrijkste Ommelander hoofdelingen die zich tijdens de Saksische oorlogen tegen de stad Groningen te weer stelden. Van zijn bastaardzoon Hercules Ewsum (gest. 1559), pastoor in Middelstum, die op zijn beurt een gelijknamige bastaardzoon had, stamt een familie Van Ewsum in Utrecht af.In wettige lijn werd de familie Van Ewsum voortgezet door Onno’s zoon Wigbolt van Ewsum (gest. 1528), die in 1502 trouwde met Beetke tho Rasquert (gest. 1554), een erfdochter van Asinga Aylkema tho Rasquert, die onder andere de borg in Rasquert ten huwelijk meebracht. Wigbolt stichtte in 1524 de borg Nienoord bij Midwolde met de bedoeling om daar op grote schaal turfgraverij te bedrijven. Zijn vroege overlijden verhinderde het dat hijzelf met de uitvoering ervan kon beginnen. Zijn weduwe zette de onderneming voort met wisselend succes. Bij de erfscheiding tussen de zonen van Wigbolt van Ewsum en Beetke tho Rasquert in 1557 verkreeg Johan van Ewsum (gest. 1570) Mensinge en de borg Ewsum te Middelstum, Christoffer van Ewsum (gest. 1583) de borg in Rasquert en Wigbolt (II) van Ewsum (gest. 1584) Nienoord. Christoffer en Wigbolt (II) waren actief betrokken bij de Opstand, waarbij zij de zijde van de protestantse en Staatse partij kozen, terwijl Johan en zijn nazaten katholiek bleven.

Na 1600 was het geslacht Van Ewsum over zijn hoogtepunt heen. Caspar van Ewsum (1564-1639), zoon van Wigbolt II, slaagde erin het geteisterde Nienoord c.a. uit het grote faillissement terug te kopen (1607). Caspar was drost van Drenthe (1599-1639). Speciaal voor hem werd het oude Aduarder voorwerk Terheyl onder Roden tot havezate verheven; hij heeft er niet gewoond. Zijn zoon Willem van Ewsum (na 1600-1643) erfde de Nienoordse bezittingen. Vervolgens kwamen deze in het bezit van Willems dochter Anna van Ewsum (1640-1714). Door het tweede huwelijk van haar moeder Margaretha Beata Frydag van Gödens (1621-1665) met Rudolf Wilhelm van In- en Kniphuisen kwam de verbinding met diens familie tot stand, die de komende twee eeuwen het lot van Nienoord zou bepalen.

De andere, 17de-eeuwse Ommelander Ewsumtak stamt af van Christoffer, de broer van Wigbolt II van Ewsum. Zijn zoon Ulrich van Ewsum (gest. 1601/1602) had zijn vaders borg Aylkema in Rasquert na de Reductie (1594) kunnen terugkopen, maar zijn kinderen verkochten deze na zijn dood weer. Ulrichs zoon Christoffel II van Ewsum (gest. 1644) werd omstreeks 1620 eigenaar van Tammingehuizen bij Ten Post.

Op hem volgde Ulrich II van Ewsum (ca. 16201706), getrouwd met Johanna Emilia Makdowell (ca. 1625 - na 1696), erfdochter van Elmersma in Hoogkerk. Hun dochter Johanna Emilia van Ewsum (gest. 1719) erfde Tammingehuizen, dat door haar huwelijk in het bezit van de familie Polman kwam. De broer van Ulrich II, Asinga van Ewsum (ca. 1624-1669) was vermoedelijk door huwelijk in het bezit gekomen van de Englumborg bij Oldehove.

De 18de-eeuwse Ewsums waren katholiek. Zij waren afstammelingen van Johan op Mensinge in Roden. Diens zoon Joost van Ewsum (gest. ca. 1603) erfde de Drentse bezittingen. Zijn afstammelingen zijn vanwege hun geloof buiten het Drentse politieke circuit gebleven, ofschoon Mensinge wel het recht van havezate kreeg (1646). Een achterkleinzoon van Joost, Titus van Ewsum (1669/1670-1723) vestigde zich op Lulema te Warfhuizen als een van de erfgenamen van zijn kinderloos gestorven neef Hillebrand Coppen Entens. In 1717 had Titus Mensinge verworven, dat hij vier jaar later weer verkocht.

Hij of zijn broer en opvolger Balthasar van Ewsum (1668/1669-1744) hebben Lulema vervolgens geheel in eigendom gekregen. De dochter van de laatste, Everarda Johanna van Ewsum (1714-1790), trouwde met de Westfaalse baron Georg Mauritz von Asbeck (1701-1767) en bracht zo Lulema in diens familie.

Haar neef, Willem Anthonie van Ewsum (voor 1710-1774), was heer van Saaksumborg in Baflo. Hij trouwde met een (andere) nicht, Maria Isabella van Ewsum (gest. ca. 1767). Hun vaders waren broers, hun moeders zusters van de beruchte ‘Spaanse’ Johan Willem Ripperda. De dochter van Willem en Maria Isabella van Ewsum, Anna van Ewsum (II) (1749-1810), was de laatste van haar geslacht.

Over deze laatste Ewsums is weinig bekend. In het openbare leven speelden zij geen rol omdat zij katholiek waren. Met name Titus van Ewsum op Lulema schijnt zich maar moeilijk te hebben kunnen schikken in de tweederangs maatschappelijke positie die katholieken in de Republiek bekleedden. Hij - een hooggeplaatste - bracht de autoriteiten in een lastig parket toen hij bij zijn gereformeerde dienstmeid een bladzijde uit haar catechismus scheurde - waarover hij geen spijt toonde - en de autoriteiten tot vervolging moesten overgaan. Het proces kwam niet tot een uitspraak, omdat Van Ewsum intussen gestorven was. In dezelfde tijd rezen er ook moeilijkheden over de rechtsgeldigheid van een koopcontract dat door dezelfde Van Ewsum was bezegeld.

Een lacune in de wet, want roomsgezinde klauwgenoten was wel de bediening van rechtstoelen verboden (1685), maar niet het recht akten te bezegelen. Titus’ broer Balthasar van Ewsum schijnt met de gereformeerde kerkelijke en wereldlijke autoriteiten een betere verstandhouding te hebben gehad.

Willem van Ewsum op Saaksumborg had blijkbaar oog voor maatschappelijke vernieuwingen. Zijn naam komt voor onder de weinige jonkers op de ledenlijst van de sociëteit, die proeven deed met inenting van jongvee tegen de veepest (1769).

[Alma, Feenstra]

Lit.: Bos, Huizen van stand; Feenstra, Bloeitijd en verval, M. Hartgerink-Koomans, Het geslacht Ewsum (Groningen en Batavia 1938).

< >