Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Ermerins, frans zacharias

betekenis & definitie

(Middelburg 1808 - Groningen 1871)

Medicus en patholoog. Studeerde in Leiden wis- en natuurkunde, vervolgens medicijnen. Tijdens zijn studie diende hij als Vrijwillige Jager tijdens de Tiendaagse Veldtocht. Promoveerde daarna, in 1832, in de medicijnen op een studie over een der leerstukken van de vader van de geneeskunde, de Griekse arts Hippocrates (gest. ca. 377 v. Chr.). Zijn liefde voor de werken van de oude Griekse geneeskundigen is hij steeds trouw gebleven.

Hij deed onderzoek in Parijs en publiceerde zijn bevindingen in zijn Analecta Medica Craeca (1840). Hij was aanvankelijk arts te Middelburg en sedert 1844 hoogleraar in Groningen. Als goed latinist gaf hij de colleges pathologie in het Latijn. Hij doceerde ook de pathologische anatomie, de histologie en de diëtetiek. Hij toonde zich er dikwijls geërgerd over dat men uit de natuurwetenschap wapenen smeedde tegen het christelijk geloof. Hij verwierf zich naam in de geschiedenis der medische wetenschap door onderzoek naar en uitgave van grotere en kleinere historische medische bronnen. Hij stierf aan tyfus die hij aan een ziekbed had opgedaan.

Lit.: Annales Academiae Groninganae 18701871, 128; Boeles, Levensschetsen, 155-156; Huizinga, VW VIII, 237-238.

< >