Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bouman, harmannus (herman)

betekenis & definitie

(Groningen 1822 - Amsterdam 1899)

Een van de meest verdienstelijke onderwijzers van ons land, hervormer van het aanvankelijk leesonderwijs. Bouman bezocht de Nutskweekschool van Brugsma in Groningen en behaalde in 1844 de tweede rang. Hij was ondermeester in Groningen en Sappemeer en hoofd in Sellingen (1845) en Beerta (1846-1876). Hij behaalde in 1857 de eerste rang en in 1859 werden aan zijn school de eerste normaallessen in de provincie Groningen verbonden. In 1876 werd hij directeur van de eerste gemeentelijke kweekschool in Nederland te Amsterdam (1876-1897). Bouman schreef talrijke geschriften, zoals De vormleer in de lagere school (1858), De eerste trap van het leesonderwijs in aanschouwingsoefeningen (1866, een normaalwoordenmethode, analytischsynthetisch, die de oude spelmethode volkomen deed vergeten), Het gulden kinderboek: eerste leesboek voor huisgezin en school (1876) en Opvoeding en onderwijs, gegrond op des menschen lichamelijke en geestelijke ontwikkeling (1877).

Deze boeken werden meermaals herdrukt. Hij schreef verder talrijke artikelen in diverse tijdschriften, zoals in De Schoolbode (in 1869 door hem en M. Salverda opgericht). Voor zijn bemoeiingen bij het oprichten van het nieuwe monument in Heiligerlee, ter herinnering aan de veldslag van 1568, werd hij in 1873 benoemd tot ridder in de orde van de Eikenkroon.

Bouman was betrokken bij de eerste dialectenquête van het Aardrijkskundig Genootschap van 1879 en publiceerde als enige zijn samenvatting, te weten die van de dialectschakeringen in de drie noordelijke provincies op basis van die afvraging (Tijdschrift Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap (1891) 541-548). Echtgenoot van Wiepke Heikes "Bouman-Geertsema en zoon van Klaas Harms Bouman.

Lit.: Joh. A. Leopold, 'Levensbericht van H. Bouman’, Handelingen en mededeelingen van de maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden, over het jaar 1899-1900 (1900) 149-171.

< >