Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bosaanleg

betekenis & definitie

In Groningen vanaf eind jaren '80 gekoppeld aan de situatie in de landbouw. Door graanoverschotten werd een Europees beleid ontwikkeld gericht op het verminderen van de productie door braaklegging (zie ook Blauwe Stad).

Hiernaast zocht men een oplossing in bosaanleg, waarmee ook werd geprobeerd de Nederlandse zelfvoorzieningsgraad aan hout te verhogen (Bosbeleidsplan 1993).Begin jaren ’90 bestond de mogelijkheid tijdelijk bos aan te leggen (Set Aside Regeling). De grond behield daarbij de bestemming ‘landbouw’; er werden vooral boomsoorten geplant met een korte omlooptijd, zoals wilg, populier en fijnspar. Deze soorten worden na twintig resp. veertig jaar gekapt, waarna de grond weer als landbouwgrond kan worden ingericht. In totaal is ca. 800 ha tijdelijk bos in Groningen geplant, vooral in het veenkoloniale deel.

Met de steeds groter wordende maatschappelijke aandacht voor het platteland en de groeiende weerzin tegen tijdelijke productiebossen, werd in 1993 de Regeling Stimulering Bosaanleg op Landbouwgronden (ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) ingevoerd. Deze regeling maakt het mogelijk om naast tijdelijk, ook blijvend bos op landbouwgronden aan te leggen. Daarmee ontstond de mogelijkheid natuurontwikkeling, recreatie en verbetering van woon- en werkomgeving te koppelen aan bosaanleg. In Groningen is tot 1998 ca. 500 ha blijvend bos aangelegd. Na een grote belangstelling in de eerste jaren van de regeling is de belangstelling ervoor eind jaren ’90 duidelijk geringer, omdat de grondprijzen sterk zijn gestegen. Dat maakt het aanwenden van de grond voor andere dan agrarische en bosbestemming aantrekkelijker.

< >