Ook wel bonkveen. Het bovenste losse veen van een hoogveenpakket dat voor de turfproductie minder geschikt was.
Afhankelijk van de samenstelling werd het bolster (bruin, jong mosveen), motveen (ingedroogd, brokkelig veen) of spalter (gelaagd veen) genoemd.Bij de vervening werd deze grond opzijgezet. Bij provinciaal reglement moest minstens 40 cm bonkaarde op het afgeveende terrein worden teruggestort teneinde de grond geschikt te maken voor landbouw (zie dalgrond). Soms werd de bonkaarde tot turfstrooisel verwerkt.
Lit.: L.A.H. de Smet, De Groninger Veenkoloniën (westelijk deel). Bodemkundige en landbouwkundige onderzoekingen in het kader van de bodemkartering (Wageningen 1969).