(Naarden 1902 - Groningen 1990)
Schrijver, pseudoniem van Herman Pieter Schönfeld. Studeerde in Amsterdam. Daar voltooide hij voor de oorlog zijn rechtenstudie en behaalde hij in 1950 het doctoraalexamen in de geneeskunde. Schönfeld belandde drie jaar later in Groningen, waar hij studentenarts werd. Zijn pseudoniem koos hij uit de roman Het duivelselixer van E.Th.A. Hoffmann, waarin een kapper Schönfeld voorkomt die de bijnaam Belcampo heeft.
Belcampo debuteerde in 1923 met het verhaal Koningin Voozenkone in het studentenblad Propria Cures. Hij publiceerde tal van verhalen die werden gebundeld in onder meer Verhalen (1935), De zwerftocht van Belcampo (1938), Sprongen in de branding (1950) en Verborgenheden (1964). Het werk van Belcampo kenmerkt zich door een alles overspoelende fantasie, die in toom wordt gehouden door een nuchtere logica. Daarnaast speelt het bovennatuurlijke een vooraanstaande rol. In 1973 publiceerde hij zijn levensbeschouwelijke studie De filosofie van het belcampisme. Pas na WOII werd Belcampo bij een groot publiek bekend, vooral toen in 1975 Jaap Drupsteen voor de VPRO een televisiebewerking maakte van het verhaal Het grote gebeuren. In 1996 verscheen de lijvige bloemlezing De wondere wereld van Belcampo.
Lit.: C.J.E. Dinaux, Gegist bestek: benaderingen en ontmoetingen (Amsterdam 1958-1969); Belcampo, De filosofie van het belcampisme (Amsterdam 1973).