Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Concurrentie

betekenis & definitie

„Wedijver in dienste betoon” (Pierson), met dien verstande dat alle economische handelingen in het ruilverkeer als een vorm van dienstbetoon worden beschouwd. C. veronderstelt vrije, onbeperkte werking van het eigenbelang bij alle partijen en is in een op winstbejag gebaseerde economie noodzakelijk complement van het streven van den enkeling naar het grootst mogelijke voordeel.

In het vrije ruilverkeer vormt het streven meer te bieden dan de concurrent een evenwicht tot het individueele streven zoo min mogelijk te leveren voor een zoo hoog mogelijke belooning. Een maatschappij waar de vrije mededinging aan banden is gelegd (gilden, socialisme) kon en kan dan ook geen geheel vrije prijsvorming op de grondslag van het eigenbelang toestaan.

Ook bij de huidige wettelijke en op concessie berustende monopolies staat tegenover het gemis aan C. meestal prijsregeling door de overheid.C. veronderstelt vrije werking van vraag en aanbod, m.a.w. een vrije markt voor goederen en diensten. Zoolang deze overwegend bestaat zullen ook de enkele monopolies zich nooit geheel aan haar invloed (substitutie, enz.) kunnen onttrekken. Erkenning van het gevaar van overwegende trustvorming voor de vrije markt heeft in de U.S.A. tot de anti-trustwetten (zie: Trust) geleid.

Nadeel heeft de C. indien deze tot achteruitgang van qualiteit, misleiding en bedrog leidt en in zooverre de zeer hooge kosten van reclame, enz. ten slotte ten laste van den consument komen. Maatschappelijk gaat door het richten van veler activiteit op hetzelfde doel, waarbij vaak maar enkelen kunnen slagen, of geheel onnoodig gelijke arbeid naast elkaar wordt verricht, arbeidskracht en kapitaal verloren. De vraag in hoeverre de C. als verspilling van maatschappelijke waarden kan worden beperkt zonder haar reguleerende werking te verliezen is in dit verband ook in een op het overwegend vrije ruilverkeer gebaseerde economie urgent. (zie:Ook Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, Ordening).

Misleiding en bedrog wordt reeds in verschillende landen door wetten tegen „oneerlijke”-C. tegengegaan. In Ned. moet op dit gebied o.a. worden genoemd de Wet op uitverkoopen en opruimen Winkelbedrijf. Beding tusschen werkgever en werknemer betreffende beperking van de bevoegdheid van den laatsten na beëindiging van zijn dienstbetrekking tot werkzaamheden die den werkgever C. zouden kunnen aandoen is bij art. 1637x B.W. nader geregeld.

Lit.: L. von Wiese, Konkurrenz, H.d.S.; W. H. Hamilton. Competition, E.S.S.

< >