1. Zutrauen: vertrouwen; ich habe kein Zutrauen zu ihm, ik stel geen vertrouwen in hem.
2. zutrauen: einem etw. zutrauen, iem. tot iets in staat achten, iets v. iem. verwachten; sich etwas zutrauen, iets aandurven.
Gepubliceerd op 19-09-2022
betekenis & definitie
1. Zutrauen: vertrouwen; ich habe kein Zutrauen zu ihm, ik stel geen vertrouwen in hem.
2. zutrauen: einem etw. zutrauen, iem. tot iets in staat achten, iets v. iem. verwachten; sich etwas zutrauen, iets aandurven.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: