trein; tocht; zet; loop, trek; stoet; sleep (schepen); span (ossen); peloton; koppel; teug, haal; Zug um Zug, zet na zet, trek na trek; gelijk oversteken; Zug um Zug bezahlen, telkens na afname betalen, contant betalen; ein Zug im Gesicht, een trek in het gezicht; er hat einen großen Zug, er zit lijn in zijn gedachten; ein Zug Heringe, een school haringen; es kommt Zug in die Sache, er komt schot in; es ist kein Zug dahinter, er zit geen schot in; auf einen Zug leeren, in één teug uitdrinken; Vögel auf dem Zuge, vogels op de trek; in einem Zug, aan één stuk; in vier Zügen matt, in 4 zetten mat; im Zug sein, in de trein zijn; op dreef zijn; im besten Zuge sein, goed op streek zijn; im Zuge der Maßnahmen, in 't verband der maatregelen; im Zuge der Entwicklung, in de samenhang van de ontwikkeling; in den letzten Zügen liegen, op sterven liggen; zum Zuge kommen, aan de zet, aan bod komen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk