Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 19-09-2022

zucken

betekenis & definitie

trekken, opkrimpen; trillen; stuiptrekkingen hebben; flitsen (v. bliksem); die Achseln de schouders ophalen; die Hand zucken, de hand terugtrekken; mit keiner Muskel zucken, geen spier vertrekken; es zuckt mir in den Händen, den Fingern, mijn vingers jeuken.

< >