Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 19-09-2022

zausen

betekenis & definitie

trekken, plukken, plukharen; der Wind zaust die Blätter, de wind jaagt door de bladeren; wenn er das täte, ich würde ihn gehörig zausen, als hij dat deed, zou ik hem flink door elkaar schudden; einem die Haare zausen, iemands haren in de war brengen; einen am Ohr zausen, iemand aan zijn oor trekken.

< >