Wasser

betekenis & definitie

(voor minerale wateren) Wässer, water; rivier, stroom; das Wasser läuft, mir im Munde zusammen, ik watertand; das ist Wasser auf seine Mühle, dat is koren op zijn molen; sein Wasser abschlagen, Wasser schlagen, Wasser lassen, urineren, wateren; einem das Wasser reichen, iem. evenaren, tegen iem. op kunnen; Wasser in den Rhein tragen, water naar de zee dragen; kein Wässerchen trüben, geen vlieg kwaad doen; die Sonne zieht Wasser, 't is een waterzonnetje; das große Wasser, de oceaan; Kölnisch Wasser, eau-de-Cologne; weiches Wasser zacht water; alle Pläne sind ins Wasser gefallen, alle plannen zijn in duigen gevallen; ein Schlag ins Wasser, een slag in de lucht; mit allen Wassern gewaschen, door de wol geverfd; es wird da auch mit Wasser gekocht, 't is daar als elders; men Iran daar ook geen wonderen doen; sich über Wasser halten, zich boven water houden; ein Diamant vom reinsten Wasser, een diamant v. h. zuiverste water; zu Wasser werden, in duigen vallen (plannen).