1. Verlangen: verlangen, begeerte; eis, vordering; Verlangen tragen nach, verlangen naar; auf Verlangen, des verlangd.
2. verlangen: verlangen, vorderen; ontbieden; es verlangt mich zu wissen, ik ben verlangend te weten; Sie werden vom Direktor verlangt, U moet bij de directeur komen of: voor hem aan de telefoon komen.