1. verfahren: verrijden; vervoeren; verkeerd varen of rijden; te werk gaan, handelen, bejegenen; den Karren verfahren, met een kar van de weg raken; de boel in 't honderd stu ren, doen vastlopen; eine Sache verfahren, iets in de war brengen; zwischen ihnen ist etwas verfahren, 't is mis tussen hen; gegen einen verfahren, tegen iemand optreden; grausam mit einem verfahren, wreed tegenover iem. handelen; nach einem Schema verfahren, naar een schema te werk gaan; sich verfahren, de rechte weg missen, van de weg raken verdwalen; verfahrene Verhältnisse, in ’t honderd geraakte toestanden.
2. Verfahren: handelwijs, behandeling; vervolging; proces (gerecht); optreden, gedrag; procédé, methode, weg (in scheikunde, techniek); das Verfahren ist eröffnet, er is rechtsingang verleend; gerichtliches Verfahren, procedure; die Kosten des Verfahrens, de kosten v. h. proces.