Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 19-09-2022

umlegen

betekenis & definitie

omleggen, omdoen, anders leggen; omklappen; vellen (v. bomen); doden (wild, mensen), neerleggen; neerlaten, omslaan (v. d. mast); er hat die Karten umgelegt, hij heeft de kaarten anders gelegd; Unkosten umlegen, onkosten omslaan; sich umlegen, draaien (v. d. wind); omléggen, rondom beleggen.

< >