Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Streifen, streifen

betekenis & definitie

1. streifen: even aanraken, schampen; schuiven (over); stropen, villen; dwalen, zwerven; patrouilleren; das streift ans Unglaubliche, dat grenst a. h. ongelooflijke; er hat die Frage nur gestreift, hij heeft de kwestie maar even aangeroerd; sein Bliek streifte mich, zijn blik gleed langs mij; Tabak streifen, tabak strippen; in die Höhe streifen, opstropen (kleding); gestreift, gestreept.

2. Streifen: streep, strook, bies; reep; film.

< >