Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Rühren

betekenis & definitie

roeren, raken, aanraken; ontstaan, voortspruiten; ontroeren; om werken (grond); woher rührt das?, waar komt dat vandaan?; keinen Finger für jemand rühren, geen vinger voor iem. uitsteken; keine Hand rührte sich nach dem Konzert, geen hand bewoog na het concert; daran wurde nicht gerührt, daaraan werd niet geraakt!; der Schlag hat ihn gerührt, hij heeft een beroerte gekregen; vom Blitz gerührt, door de bliksem getroffen; die Trommel rühren, de trom roeren, roffelen; rührt euch!, op de plaats rust!

< >